‘Het is jouw schuld niet, Paulus. Jij hebt gedaan wat je kon, dat weet ik wel. Maar ikzelf heb een domme streek uitgehaald door dat pakje voor jou in die zak te stoppen. Het schoot me opeens te binnen terwijl ik met Piet over de daken klauterde en toen ben ik meteen naar het grote bos gekomen om te zien of ik mijn vergissing nog goed kon maken.’
‘Sinterrrklaas niet grrroot dom gedaan...’ zei Piet schuldbewust. ‘Het Zwarrrte Piet geweest die pakje voorrr kabouterrrtje in zak gedoet.’
‘Och, beste Piet,’ zei Sint Nicolaas goedig, ‘dat doet er nu niet meer toe. Je hebt me beloofd dat je voortaan beter op zult letten en daar vertrouw ik nu maar op.’
‘Ja, Sinterrrklaas,’ zei Piet dankbaar.
Toen wendde de heilige zich tot de dieren en vervolgde:
‘Heeft het lekkers gesmaakt en zijn de geschenken bevallen?’
‘Het was heerlijk!’
‘Wel bedankt, Sinterklaas!’
‘Het was een prachtig feest!’
‘Zo mag ik het horen,’ lachte Sint Nicolaas. ‘Ik merk wel, Paulus, dat je als hulpsinterklaas ondanks die paar kleine ongelukjes toch je doel bereikt hebt. Ik dank je wel voor je hulp, Paulus. En heb je nu het pakje al opengemaakt, dat er voor jou bij was?’
Nee, dat had Paulus nog niet. Oehoeboeroe kwam er dadelijk mee aandragen en Paulus kon van nieuwsgierigheid en ongeduld het touwtje haast niet loskrijgen. En wat kwam er uit dat pakje?
Een prachtig pijpje van echt barnsteen en echt meerschuim.
‘Maar Sint Nicolaas,’ stamelde Paulus, ‘dat is... dat... dat is toch veel te mooi voor mij... voor een eenvoudige kabouter? Dat heb ik echt niet verdiend.’