ongeoorloofd ware, ja, alsof God aan den mens de vrijheid niet gunde! Ik weet even goed als de schrijvers van zulke laatdunkende volzinnen over de vrijheid, dat God een ‘afgunstige God’ is, zoals een aangrijpende tekst der heilige Schriftuur Hem noemt. Des te dieper besef ik echter, dat God door ons in vrijheid wil worden gediend, en wel in die volledige vrijheid, waarin de geloofsdaad met al haar vele practische consequenties een volwaardige menselijke handeling is.
Onze katholieke taak in deze wereld is eigenlijk geen andere, dan God, het Beginsel van alle goed, te beminnen uit geheel ons hart, uit geheel ons verstand, uit al onze zinnen. Wij kunnen onze handelingen in het geestelijke, het maatschappelijke, het staatkundige leven niet losmaken van deze hoogste binding, deze ‘religio’, dit nieuwe verbond van den Schepper met het schepsel, waardoor wij verlost zijn van de slavernij des kwaads, en de vrijheid der kinderen Gods genieten.
Dat het katholicisme een Kerk is, weten al zijn aanhangers en al zijn bestrijders, maar zij beiden beoordelen het verkeerd, wanneer zij voorbijzien, dat het katholicisme allereerst een religie is, en dat wij eerst dan ‘goed katholiek’ zijn, wanneer wij ons als waarlijk religieuze mensen gedragen. De vrijheid die een voorwaarde is tot het geloof en de liefde, verzet zich in beginsel en de facto tegen alle menselijke gewetensdwang.
Ik wil dit duidelijk herhalen, omdat men het zo vaak vergat: wij, katholieken, zijn van huis uit vijanden van gewetensdwang. Wij eisen voor eiken individuelen mens het recht op, zich in volkomen vrijheid eerlijk te verhouden tegenover God. Wie op deze vrijheid een aanslag beraamt, vindt onverzoenlijk twintig eeuwen van kerkelijke tucht tegenover zich.
De menselijke vrijheid tot handelen volgens de inzichten van de rede, is een groot goed. Wij willen en mogen ons deze vrijheid niet laten ontroven door heden, die de hoogste zedelijke normen menen te vinden in irrationele drijfkrachten als de instincten van het ras, de slag van het bloed, de gebondenheid aan de bodem. Van de vrijheid der kinderen Gods staat geschreven dat zij ons uit de slavernij van het kwaad bevrijdt. Van deze dwingende gebondenheid aan ras en bloed en bodem moet het tegendeel getuigd worden. Zij werpt ons terug in de slavernij, waaruit wij verlost werden.