Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] De Vagebond verliefd Oslo. Wat hebben wij bemind, waaraan wij niet verloren het beste van onszelf? Maar steeds hervonden wij onzen verdoolden droom geboeid eerst dubbel vrij van onzen gril en van der liefde vreemd bekoren. Zonderling spel van 't hart: de wereld en twee ogen, waarin zij ligt weerkaatst, worden hetzelfde ding: lief, alles wat ik zie is maar herinnering aan uwe zachtheid en uw moed en uw meedogen. En toch is alles mijn: gij hebt voor mijn verlangen hechter dan voor mij ligt een koninklik paleis gebouwd en 't wordt omruist van heimweevoller zangen dan in dit vreemde land mijn vaderlandse wijs. Hoe heb ik u herkend in zoveel stille dromen als hangen in de stad na 't heengaan van de trein, in 't avond-gulden licht, in een oud volks-refrein en in den eerste bloei der lentezware bomen. Lief, hier is liefde's huis en 't vangt de fluisteringen van elk, die in een andre ziel zijn eigen ziel hervond; geen meerder rust zij 't wit van liefdes vagebond dan 't eeuwige dier trouw bij 't wisselen der dingen. Vorige Volgende