Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Patroklos Van wederszij omtwist, maar onbewogen in zijnen schonen dood, ligt op de baar Patroklos. Koele wind beweegt zijn haar en zon weerkaatst in zijn gestorven ogen. Wanhoopt zijn schim en doolt op 't oevergras der eeuwigheid vergeefs, zolang niet Goden of vrienden hem de obool der doorvaart boden? of deert deez' rust hem, die zoo rustloos was? Wat weten hieromtrent, die grimmig strijden bij 't lijk? Zij kennen slechts elkanders nijd. Hem echter - in doods diepe eenzelvigheid gekeerd - doet hun gering krakeel niet lijden. Vorige Volgende