| |
| |
| |
Charlie verliefd
De dans der broodjes.
Charlie is moe om de moeheid der aarde
en moe om de moeheid der sneeuw.
Charlie is stil - het is oudejaarsavond -
en moe om 't verlopen der eeuw,
moe om de tijd, dat hij kind was en man werd,
om wereld en God is hij moe,
en moe om het meisje en haar grote verdriet.
En zijn ogen zijn stil en toe
en zijn hoofd is een vrucht van de boom
rijp en gebogen ten val. En zijn ogen zijn toe,
dat hijzelf zich niet ziet.
Waarom staan de hutten gehurkt in de nacht?
Is de maan het restant van een feest?
De wereld is wit en een sneeuwwoestijn,
maar de wereld is witter geweest
en ònzegbaar veel lichter bij 't licht van een kaars.
De wereld was vrolik en klein
als de plaats aan den haard in je moeders huis,
als de dingen, die simpel zijn:
vrolik en klein als 't gelaat van je lief
en als 't lieve geschenk dat je haar bood;
de wereld was vrolik en klein als haar blik
en de wereld was eindeloos groot.
Liggen niet boten gemeerd in haar ogen
gereed voor de verste reis?
Zingt in haar kijken haar harteklop niet
zijn enige, eeuwige wijs?
Is niet haar brauwboog een avondroodsgloed?
Deint met haar denken niet mee
het roerloos bewegen van levende ogen:
een rusteloos-rustige zee?
| |
| |
De zomer zijn zij en de regenboog,
die over de zomer zich spant;
zij zijn de wolkloze luchten, de wolken,
de vogels, de sneeuw en het land.
Hier is haar plaats aan zijn ledige tafel,
- haar plaats in zijn ledige hart!
Charlie is moe om 't verlopen der eeuw
en stil om het meisje, dat mart,
stil om het meisje. - Wees stil! - om het meisje! -
Niet dansen! Nu geen romantiek!
Straks geven haar lippen hun klaat'rende lach
en haar ogen hun blanke muziek.
Haar lach is een dorp aan een waterval
en je hoort in de verte de fluit
van een fijn muzikant. - Bedwing je! Niet dansen!
Haar lach is de lach van een bruid.
- Niet dansen! - Haar lach is de luide minuut,
- Hoe ligt het landschap in 't licht van zijn ziel
de sneeuwwoestijn werd een vroom gebed
en een lichtende duisternis
geheimnisvol als het hart van een kind,
en ook zoo eenvoudig. - Niet dansen! Niet dansen!
En Charlies vreemd gemoed
is simpel als zijn meisjes lach
De kamer is een klein paleis. Hij doet de
en denkt alleen aan het haardvuur en aan
het vriendelik kaarselicht
dat wel een glimlach lijkt: het is
onroerbaar brekelik en fijn
en edel op zijn ranke leest:
| |
| |
het kon haar glimlach zijn!
- Niet dansen! Alleen nog maar denken aan 't werk!
Hij schuift de stoelen bij;
hier is háár plaats aan zijn ledige dis,
- Niet dansen! - háár plaats aan zijn zij!
Hier is haar plaats! Hij streelt verliefd
de stoel, waarop zij strakjes zit.
- Geen romantiek! Bedwing je hart! -
De broodjes zijn héél wit,
zo wit als maar háár tanden zijn.
- De broodjes geuren goed
en hebben juist de lieve vorm
- Zij toeft! - Bedwing je hart! (...háár hart!) -
De broodjes voor haar mond
gelijken op haar voet - hoe dwaas! -
en het laken gelijkt op de grond
en het leven gelijkt op een buiteling!
De wereld wordt vrolik en klein
als de plaats aan den haard in je moeders huis
en de dingen, die simpel zijn.
De wereld is niets dan de vorm van die broodjes.
De wereld is eindeloos goed
en enkel geschapen voor Charlie en haar en de dans
die is als de dans van een toverprinses,
een sterk en innig geweld
en ook als de dans van een brede rivier
en ook als een korenveld.
Haar dans is de smaak van het brood in je mond
en zacht als haar mantel van wol
en teer als haar ogen en wit als haar kleed en
- Zij nadert - haar voetjes, haar handen, haar hoofd
| |
| |
de hemel is licht van haar licht en de sterren
Haar polsen zijn zingende vogels.
Haar stem is het aards paradijs.
Haar voeten zijn liedjes. Haar gang is een hymne.
En de broodjes dansen de wijs.
De broodjes dansen onhoorbaar bewogen op Charlies
de dans van ene, die alle leed
en alle verrukking vergeet
om déze verrukking, een soepele dans
mild als het water der milde rivier,
stroomt in een stadje: torens gaan open en klokken
als spiegelende ogen boven het water en ook
Hun dans is de stad en de mensen,
met alle goed, dat het leven je geeft
en met ieder, die eenzaam lijdt
in kleine huizen, verborgen aan grachten
of aan de verwijderdste rand
van de stad, waar maar weinig verkeer is.
Hun dans is de zon op een strand
en de woorden, die worden gefluisterd
en ook van een zomerse maannacht
Hoezee! voor de tover der maten!
Hoezee! voor de dans van haar voet,
die danst in de dans van de broodjes,
zooals in haar polsen haar bloed
het dansen verraadt van haar hartje,
| |
| |
dat is als een toren aan zee
en ook als een eenzame duif op een dak
en ook als een wereldzee.
De dans van haar hart in haar polsen
is mooi als een avondrood.
De wereld is vrolik en klein als haar blik
en de wereld is eindeloos groot.
Zingt in haar kijken haar harteklop niet
zijn enige, eeuwige wijs?
Liggen niet boten gemeerd in haar ogen
gereed voor de verste reis?
Is niet haar brauwboog een avondroodsgloed?
Deint met haar denken niet mee
het roerloos bewegen van levende ogen:
een rusteloos-rustige zee?
De zomer zijn die en de regenboog,
die over de zomer zich spant,
zij zijn de wolkloze luchten, de wolken,
de vogels, de sneeuw en het land!
Onhoorbaar bewogen dansen de broodjes
opnieuw op het tafelkleed
de dans van ene, wier uiterste liefde
't heelal en zichzelve vergeet.
Roerloos van eerbied bewegen handen
en ogen verschreien hun pijn
om het leed van het meisje en om ons aller
De dans is de sprong van een stervende gems;
de dans is een ver verdriet.
De dans van de broodjes is alles, maar is
de dans van háár voetjes niet.
De nacht is verlaat en de kaars is verbrand
erg eenzaam en moe om háár grote verdriet.
En zijn ogen zijn stil en toe
| |
| |
en zijn hoofd is een vrucht van de boom
rijp en gebogen ten val. En zijn ogen zijn toe
dat hijzelf zich niet ziet.
De wereld is wit en een sneeuwwoestijn;
de wereld is eindeloos wijd
- Wat mart zij? - De nacht is een zwarte spelonk
en de ziel een verlatenheid.
|
|