Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] III. Onvoltooid verleden [pagina 59] [p. 59] Aux Caravelles VAN mij gegroet, blonde carveelen, die vreemdling aan uw dromen ben, maar aan uw driftige tocht om aarde's verste delen u als geheel mijzelf herken. Zovelen zeiden: schoner stranden hebben mijn rust een hut gebouwd, doch vondt gij de uwe niet in 't rusteloze branden om wie zichzelf der zee vertrouwt? Elk doel schijne in de droom verloren: de wijsheid, die de daden leidt wordt mij als uwer elk eerst onderweg geboren ten zwerftocht onzer eenzaamheid. Golvenbewogen, onzelfstandig scheent gij der zee geringe deel, doch diep verborgen leefde een kracht, die zekerhandig het stuur dreef van het blank carveel. Uw mede-deinen was regeren, uw eenzaam dolen doelbewust, maar welke vreemde schat kon de'eigen schat vermeren van uw verzade zwerverslust? Geen zee te wijd, was u geen haven genoegzaam ruim ten laatste wit; vorstinnen waart gij, schoon der zee gebonden slaven: - is meer dan zwerven mijn bezit? Van mij gegroet, blonde carveelen... Vorige Volgende