Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
BruiloftsliedG'lijk als door de baren
Een schip komt gevaren
Uit de onbetemde zee
Tot aan een goede ree,
Zijn blijdschap laat blijken,
Zijn zeilen laat strijken,
Zijn wimpels rollen uit,
En met een trots geluid
Doet dondren, daavren, klaatren, naar de eis,
Zijn stukken grof,
De Heer tot lof
Voor zijn behouden reis,
Zo laat ons ook zingen
En kluchten voortbringen,
MitsGa naar voetnoot1) door de woelerij
Van 't ongerust gevrij
De bruigom met lusten
In de haven der rusten
Zijn scheepje deze nacht
Gelukkig heeft gebracht,
Waar hij verwellekomd wordt vanGa naar voetnoot2) de bruid,
Die van zijn jeugd
De grootste vreugd
In haar gezicht besluit.
Dies is hij, met reden,
Ook vol vrolijkheden,
En heeft de ganse vloot
Zijns kennisGa naar voetnoot3) saamgenood,
Om lustig te blazenGa naar voetnoot4)
Uit roemers en glazen,
Om met een zoet gelag
Te brengen voor de dag
De meeste vreugd die immerGa naar voetnoot5) is gezien;
En dat moet gaan;
Dus vangt het aan;
Wat wacht gij, jongeliên?
Elk moet hemGa naar voetnoot6) hier zetten,
Om stijfGa naar voetnoot7) te trompetten
Op een geladen fluitGa naar voetnoot8)
Vol goede Rijnse buit,
| |
[pagina 256]
| |
En dan weer aanvangen
De zoetste gezangen
Die ooit van geesten zijn
Gezongen bij de wijn.
Nu maagden, zegt, waarom begint gij niet?
Elk voor zijn deel
Rept nu zijn keel
En zinge een vrolijk lied!
Nu, nobele baasjes,
Waar blijven de glaasjes?
Drinkt op de bruidegom -
En - bruids gezondheid om.
Gaat, wenst hun daarmede
Geluk en vrede
In hunne echte-staat,
Met een verheugd gelaat,
En kust malkander daarop zonder dries!Ga naar voetnoot1)
Elk maak' zich reê:
Dat's een, dat's twee,
Dat's drie, dat's op z'n Fries!
jan jansz. starter (1594-1626) |
|