Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
Op mijn geboortedagNog eens september, en nog eens die vierde dag
Die mij verschijnen zag!
Hoe veel septembers, Heer, en hoe veel vierde dagen
Wilt Gij mij nog verdragen?
Ik bid om geen verlang: 't kan redelijk bestaan,
Hetgeen ik heb gegaan;
En van mijn wieg tot hier zijn zoveel duizend schreden
Die ik heb doorgetreden,
(Met vallen, lieve God, en opstaan, zo Gij weet),
Dat die al 't zelve leed
En al de zelve vreugd na mij had door te reizen,
Zich driemaal zou bepeizen
Wat best en oorbaar waar', gelaten of gedaan.
Mij, Here, laat vrij gaan;
Mijn rol is afgespeeld, en al wat kan gebeuren,
Van lachen en van treuren,
Is mij te beurt geweest, en al wat beuren zal
Zal 't zelve niet met al,
En de oude schaduw zijn van dingen die wat schijnen
En komende verdwijnen.
Wat wacht ik meer op aard', waarom en scheid ik niet?
'k Wacht, Heer, dat Gij 't gebiedt.
Maar, mag ik nog een gunst bij d'andere begeren,
Laat mij zo scheiden leren,
Dat iedereen die 't ziet, mijn scheiden en het zijn'
Wense enerhand te zijn.Ga naar voetnoot1)
constantijn huygens (1596-1687) |
|