Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdJolaAls Jola, de onberaden maagd,
Van Jezus haar vlucht nam ter wereldwaart in,
En van Hem snel werd weggejaagd
Al lopende, roepende: schone godin,
Toeft wat, toeft wat, weest niet verbolgen!
Ei, waarom loop je dus tegen de wind?
Leeuwen, noch beren, noch tijgren u volgen,
Maar het is Jezus, die u zo bemint.
Wilt u erbarmen iet.Ga naar voetnoot2)
Acht gij Mijn kermen niet?
Laat gij Mijn liefde dan in de lij?Ga naar voetnoot3)
Hebt deernis o Jola, hebt deernis met Mij.
Degeen waarvoor gij zo schuw vlucht
Is de edelste Herder die Israël weidt,
En dagelijks door de blauwe lucht
De gulden glans van Zijne stralen verspreidt.
| |
[pagina 200]
| |
't Eerste wezen is Mijn Heer Vader.
Hemel en aarde en TartarusGa naar voetnoot1) staan
Tot het gewenk mijner ogen tegader.
Ik ben de zon en Mijn moeder de maan.
Kruiden en blomen, die
Ik te Uwer vromenGa naar voetnoot2) bie
Lokken mijn stralen alleen uit de aard.
Mag dit u niet lokken? o maged, bedaart!
Bedaart, bedaart u edele ziel!
De wereld betovert, de duivel bedriegt,
En 't vlees bekoort met weelden iel,Ga naar voetnoot3)
Die rasser vergaan als een schaduw vervliegt.
Maar vergaan zo, dat ze nalaten
BeelberouwGa naar voetnoot4), jammer en eeuwig verdriet,
Die u noch rijkdom, noch wellust, noch staten,Ga naar voetnoot5)
Prinsen, noch hoven en matigen niet.
Acht gij dit ogenblik
Dan van zo hoog 'n schik,Ga naar voetnoot6)
Dat gij daarover zo groot 'n scha
Zoudt willen verdragen van 't hemels gena?
Neen Jola, neen, dat waar' te zot,
Voor Mij te verdrietig en voor u te hard.
Weegt eens terecht het hoogste lot,
En legt daar beneffensGa naar voetnoot7) Mijn bloedige smart;
'k Zeg, de allerwaardigste kosten
Van Mijn roodverwige, pijnige bloed,
Waar Ik de zielen aan 't kruis mee verloste,
Ende de wereld door hebbe vergoed.
Toont dan te wezen wijs,
En laat u deze prijs,
Hebt gij tot nog toe daarin gemist,
Van deze uur af toch niet lopen te kwist.Ga naar voetnoot8)
Keert dan mijn schaapje, keert weerom,
Of wacht u tenminste te rassen uw loop,Ga naar voetnoot9)
Opdat Mijn liefde u bekom,Ga naar voetnoot10)
En weder mag kooien bij alle de hoop.
Houdt, daar is Mijn innigste zegen.
Gunt dan dat ik weer wat vrolijkheid raap.
'k Hebbe gelaten de negentig negen,
En naar u loop Ik, Mijn hondertste schaap.
| |
[pagina 201]
| |
Ei, laat u vangen dan
Om 't lief verlangen van
Alle de hemelse burgerij,
Die over uw vinding haar maken zal blij.
O afgrond van mijns Herders min!
Onwaardige voeten, fluks staakt me uw loop.
Ik wil dat mij Heer Jezus vin',
En daarna, gevonden, wel vastelijk knoop';
Knoop met koorden van minnestreken,
En over beide Zijn schouderen zwier';
Knope met koorden die nimmer en breken,
Jezu, o Jezu, bezwachtelt Uw dier
Van alle zijden toch,
Dat het door lijden noch
Weelden van Uw genade en schei',
Maar eeuwelijk onder de leliën wei'.
joannes stalpart van der wiele (1579-1630) |
|