Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
Brengt voor de maagd Cecilia,
Ro'rozen ende lilia,Ga naar voetnoot1)
Wit, rood en geel, met loof, met steel,
Plukt toch veel, rijk en eêl,
Elk zijn deel, tot die kronen.
Vlecht de ene, wilt toch niet missen,
Van jacinten en narcissen:
Wit komt toe een zuiver Maagd,
Die haar jeugd de Heer opdraagt.
De ander maakt, gij zult niet dolen,
Van ro'rozen en violen;
't Bloed was rood, 't bloed was rood,
Dat zij voor den Heer vergoot.
De derde zult gij versieren
Met goud-blomkens en vilieren;Ga naar voetnoot2)
Want 't geloof heeft zij geleerd,Ga naar voetnoot3)
Haar bruigom met zijn broeder bekeerd.
's Avonds in de bruiloftsfeeste
Zong zij met bedroefde geeste:
Zend, o Heer, hulp ter neer,
Die verweer' ziel en eer.
Dat mij deer', mens noch beeste.
Met vasten en haren kleden
Dwong de Maagd haar lijf en leden,
Dat haar niemand, hel noch viand,
Deren mocht aan vlees noch reden.
Zingt nu, springt nu
Speelt nu, veeltGa naar voetnoot4) nu,
Luit nu, fluit nu,
Looft nu zere, Cecilia ter ere,
Cecilia ter ere.
joannes stalpart van der wiele (1579-1630) |
|