Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdGijsbrecht van Amstel:
| |
[pagina 173]
| |
Wie kan de ellende en 't jammer noemen,
En tellen zoveel jonge bloemen,
Die toen verwelkten, eer ze nog
Haar frisse bladeren ontloken,
En liefelijk voor ieder roken,
En 's morgens dronken 't eerste zog?
Zo velt de zeis de korenaren.
Zo schudt een bui de groene blaren,
Wanneer het stormt in 't wilde woud.
Wat kan de blinde staatzuchtGa naar voetnoot1) brouwen,
Wanneer ze raast uit misvertrouwen!
Wat luidt zo schendig dat haar rouwt!
Bedrukte Rachel, schort dit waren:
Uw kinders sterven martelaren,
En eerstelingen van het zaad,
Dat uit uw bloed begint te groeien,
En heerlijk tot Gods eer zal bloeien,
En door geen wreedheid en vergaat.
joost van den vondel (1587-1679) |
|