Het goud der gouden eeuw(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Kerstlied O wat zon is komen dalen In de maagdelijke schoot! Ziet, hoe schijnt ze met haar stralen Alle glansen doof en dood. Ai hoe schijnt dit hemels kind, Aller zielen licht en hoeder, Zon en maan en sterren blind, Uit de schoot der zuivre moeder! Englen, daalt van 't paradijs: Zingt de hemel eer en prijs, En met vreê de harten kroont, Waar een goede wil in woont. [pagina 169] [p. 169] Ziet hoe steroogt daar een oude, Achter deze maagd, op 't pand, Dat de hemel hem betrouwde; Dat de kroon van ootmoed spant. Salomon, vol majesteit, Rijk van diamanten stralen, Mag het in zijn heerlijkheid Bij Gods needrigheid niet halen. Englen, daalt van 't paradijs: Zingt de hemel eer en prijs, En met vreê de harten kroont, Waar een goede wil in woont. Komt, gij koningen en heren, U hier spieglen in dit licht: Jezus zal u ootmoed leren, Die zijn hof in stallen sticht. Ziet de Moeder: ziet de Zoon. Kust de windsels: kust de doeken. Buigt uw hoofden: buigt uw kroon. Zwijgt, vernuftigen en kloeken. Englen, daalt van 't paradijs: Zingt de hemel eer en prijs, En met vreê de harten kroont, Waar een goede wil in woont. joost van den vondel (1587-1679) Vorige Volgende