Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdGebed in tegenwoordig en toekomstig lijdenNaardien het bitter gaat voor 't zoet,
De arbeid voor het loon
En hij veel kwaad verduren moet
Die staatGa naar voetnoot2) naar 's Levens kroon;
Naardien het oorzaak van veel vreugde is
Wanneer men komt in vele droefenis,
Wanneer men om des goedes wille lijdt
En naar Gods wil uit goed geweten strijdt:
Zo dank ik, Heer, van harte DijGa naar voetnoot3)
Dat Gij mij waardig kent
Dat ik om Uwe Name lij.
O, welkom wat Gij zendt!
't Is waar, het is nog maar een klein begin;
Doch wilt Gij, 'k wil die weg ook verder in.
Maak mij - is 't uwe goedheid aangenaam -
Tot meerder waardig, doch daarbij bekwaam.
Als mij somtijds mijn eigen kracht
En 't zwaarste kruis invalt,
Een snelle angst schiet door 't gedacht
En 't bloed om 't hart bestalt.Ga naar voetnoot4)
Maar als ik denk wat kracht uw kracht weleer
In zwakke mensen wrocht, verkwik ik weer.
En als ik vind hoe trouw Gij zijt en goed,
Beschanst de ziel haarGa naar voetnoot5) weer met nieuwe moed.
Nog leeft en werkt hij die de macht
Der duisternissen heeft;
Nog leeft en werkt Gij ook, die kracht
Om overwinnen geeft.
| |
[pagina 157]
| |
Nog dorst hij, mensenmoorder, al naar bloed;
Nog blijft Gij, mensbehouder, even goed.
Wat nood of ons een sterke vijand moetGa naar voetnoot1)
Als Gij, veel sterker Vriend, ons hulpe doet?
Al moet men door de kruisweg heen,
't Is hard, maar zalig pad;
En beter met Gods volk geleên
Dan zondennut gehad.
Al moet men uit zijn land met schand en scha,
Deugdloon en Gij volgt overal nog na.
't Aards vaderland te missen valt hem licht
Die 't eeuwig goed en U heeft in 't gezicht.
Al vindt de deugd schier nergens heul
En schijndeugd 't volk verleidt;
Al is onwijzen-ijverGa naar voetnoot2) beul
Van Satans listigheid;
Al wordt de waarheid door een snode list
Verketterd en voor leugen gevonnist;
Al opent zich een deur tot alle kwaad:
't Kan al niet schâan als Gij ons niet verlaat.
Al krijgt de Satan of zijn leênGa naar voetnoot3)
In 't een of ander land
't Verkeerd-geleerde rot bijeen
Stout op de aardse hand,Ga naar voetnoot4)
Al broeit daaruit een bloed- of moordplakkaat:
't Kan al niet schaên als 't maar de ziel niet schaadt.
't En schaadt geen ziel, wanneer ze stutsel heeft;
Z' heeft stuts genoeg, als Gij maar troost en geeft.
Hoop op Uw hulp is de pilaar
Die 't hart in hope stijft.
'k Verwens geen kruis, hoe groot en zwaar,
Zo Gij maar bij en blijft.
Maak dat de geest, die moed van verre geeft,
Nabij dezelfde moed en meerder heeft.
Geen nood te groot, zo Gij maar mede gaat;
Geen leed te wreed, zo Gij maar bij en staat.
Uw heilgenGa naar voetnoot5), op de aard verspreid
- Verspreid en niet bekend -,
Weest die ook met Uw goedigheid
Geduriglijk omtrent.
| |
[pagina 158]
| |
Blijf hun getrouwelijk in lijden bij
Opdat haar lijden niet vergeefs en zij;
Opdat haar lijden nooit en zij besmet
Met iets dat strijdt met wel-verdragens wet.
dirck rafaëlsz. camphuysen (1586-1627) |
|