Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Daar is geen hulp voorhanden,
Voorhanden dan van God;
Van God die 's werelds landen
Heeft onder zijn gebod,
Van God die 's hemels lichten
Heeft onder zijn gebiedGa naar voetnoot1)
En die 't weleer alGa naar voetnoot2) stichtte
Wat 's mensen oge ziet.
Wie kan Gods volk betrapen,Ga naar voetnoot3)
Al zijn ze onverdacht?Ga naar voetnoot4)
Wanneer de wachters slapen,
Houdt God om hen de wacht.
Hij is niet als de mensen
Die, op de wacht gezet,
Als zijGa naar voetnoot5) geen slaap en wensen,
De slaap haar wacht belet.
Nooit slaap beving Zijn ogen,
Nooit had Hij slapens lust;
Dies wij vrijmoedig mogenGa naar voetnoot6)
Gaan nemen onze rust.
Zijn hulp, die Hij doet blijken
- Welke alle leed verdooft -,
Die mag men vergelijken
Een schaduw boven 't hoofd.
De zon op hoge dage,
Schoon zij al brandend steekt,
Kan door haar hitt' niet plagen,
Als Hij haar krachten breekt.
De maan in vochte nachte
Schoon zij de lêen verkoudt,
Doet op ons lêen geen krachte,
Als Hij ze in warmte houdt.
Geen kwaad en kan U deren.
't Zij of gij buitenshuis
Uzelve moet generen,Ga naar voetnoot7)
Daar is geen vrees voor kruis;
Hetzij gij binnen deuren
In uwe huize bent,
Geen kwaad kan u gebeuren
Van nu tot aan uw end.
dirck rafaëlsz. camphuysen (1586-1627) |
|