Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Op het overlijden van de heer Gerard Vossius, professor der historiën te AmsterdamAan Izaak Vossius, Historieschrijver van Holland en Zeeland Nu gaat de gladde ploeg
Van 't snedig brein des LetterkloekenGa naar voetnoot1)
Niet meer door de akkers van de boeken.
De hand, die, spade en vroeg,
Te post met onvermoeide pennen
Placht door 't papieren veld te rennen,
Is stijf. Het honigblad
Der tonge, die, zo mild van gaven,
Haar letterbijen zocht te laven,
Des afgeslaafden mans.
Met hem verzinkt een glans
Van kunst, historiën en talen.
Wie bouwt nu Holland met
Latijnse stijl, zo net
En even jeugdig in 't vergaren
Van 't lang verwelkte lof?
Wie graaft door al die stof
Der wereld van vijfduizend jaren?
O Izaak, enig pand
Van Vossius, gij die zo verre
Om 't licht der koninklijke sterre
Verliet uw vaderland;
Verlaat om ons de kroon van Zweden:
Gij kunt uw vaders stoel herkleden,
Zijn doorgeleerdGa naar voetnoot2) gebouw
Van schriften voort in top voltrekken,
En moeders hart een balsem strekken,Ga naar voetnoot3)
Dat anders smelt van rouw
Op 't koude graf van hare Here,
Geleerdheids stut, der scholen ere.
joost van den vondel (1587-1679) |
|