Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdOranje-meiliedO, hoe zalig is 't te duiken
Onder de Oranjeboom;
Bij een kristallijne stroom
Gouden appelen te pluiken;
En te ruiken geur en lucht
Van die schone Oranjevrucht.
Wil de bliksem, hagel, donder,
Bloem en kruid en lover slaan,
Duiken speeltGa naar voetnoot2), laat overgaan;
Mannen duikt en houdt u onder:
Onder deze boom is 't stil,
't Weer mag ruisen hoe het wil.
| |
[pagina 111]
| |
Wil de zon met hitte stekken,
Mannen, duikt hier in de schaûw;
Zijt gij dorstig, mat en flauw,
Hier vloeit PeneusGa naar voetnoot1) met zijn beken;
Hier zijn Tempe; hier is geur;
Hier is lessing; hier is kleur.
Zijt ge schuw voor enig ondier,
Voor een adder of een slang,
Weest voor geen venijnen bang:
Duikt in luwte voor de zon. Hier,
Hier zijn alle beesten tam,
En de wolf gelijk een lam.
Maar indien Hollanders vragen:
Waarvan daalt dit vreedzaam lot?
Antwoordt: Waarlijk van een God,
Die in vrede schept behagen;
Die op ene ogenblik
Twist en tweedracht strekt tot schrik.Ga naar voetnoot2)
Dat's Prins Frederik, de vader
Van Prins Willem, kleine vorst,
Die nog lurkt aan 's voedsters borst,
Uit een milde koester-ader,
Melk, die zonder ongeval
Hollands Heiland kweken zal.
Laat ons twee altaren wijden,
Een de vader, een de zoon,
En met liefelijke toon
Hunne grote naam belijden
En hun godheên alGa naar voetnoot3) verheugd
Eer bewijzen voor deez' deugd.
Want wij zien onz' gladde koeien
Onbeschroomd ter weide gaan;
De uiers uitgespannen staan,
Die van room en boter vloeien.
Melker-buur die ziet zijn lust
Waar hij schrander Elske kust,
Waar hij wentelt in de bloemen,
In het piepend klavergroen.
En zij weigert hem geen zoen:
| |
[pagina 112]
| |
't Zal haar ziel toch niet verdoemen,
Want de zusters van de steê
Zoenen zelf haar herdersGa naar voetnoot1) meeGa naar voetnoot2).
Waar hij met een dartel rietje
Of een dunne strooien halm,
Onder Elskes zoete galm
Lindebomen naar het liedje,
Met de top ten zang gekeerd,
Graag en nijver luistren leert.
Waterlandse melkboerinnen
Vlechten handen aan de reiGa naar voetnoot3)
Om te loven deze Mei,
Die ze lokt en noodt tot minnen.
En Prins Frederik wordt lof
Toegezongen na het hof.Ga naar voetnoot4)
Onder 't zingen, onder 't spelen,
Zit Mevrouw AemiliaGa naar voetnoot5)
En slaat beide Prinsen gâ,
Die haar edel harte stelen;
En zij vindt de Mei-tijd schoon
In het midden van twee goôn.
joost van den vondel (1587-1679) |
|