Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdScheeps-praat, ten overlijden van Prins MauritsMouring, die de vrije schepen
Van de Zeven-landse buurt
Veertig jaren, onbegrepen,Ga naar voetnoot3)
OnbekropenGa naar voetnoot4) heeft gestuurd,
Mouring, die ze door de baren
Van zo menig tegentij
Voor de wind heeft leren varen
Al en was 't maar wind op zij,
Mouring, schipper zonder weerga,
Die zijn onverwinlijkheid,
Waar de zon op-, waar zij neerga,
Te aller oren heeft gespreid;
| |
[pagina 107]
| |
Mouring, die de zee te nauw hiel
Voor zijn zeilen en zijn want,
Die de vogelen te gauw viel
Al bezeilde hij maar 't zand.Ga naar voetnoot1)
Mouring was te kooi 'ekropen,
En de endeloze slaap
Had zijn wakker oog beslopen,
En hem, leeuw, gemaakt tot schaap,
Reeërs en matrozen riepen:
‘Och! de grote schipper, och,
Wat zou 't schaân of wij al sliepen,
Waakte schipper Mouring nog!
Schipper Mouring, maar je legt er,
Maar je legt er plat 'eveld,
Stout verwerer, trots bevechter,
Bei, te zee-wort en te veld;Ga naar voetnoot2)
Kijk, de takels en de touwen
En de vlaggen en het schut,
Staan en pruilen in de rouw, en
Altemale in de dut.’
‘Dutten?’ sprak mooi HeintjeGa naar voetnoot3), ‘dutten?
Stille, maats, een toontje min!
Dutten? Wacht, dat most ik schutten,
Bin ik angdersGa naar voetnoot4) dien ik bin;
'k Heb te lang om noord en zuien
Bij den baas te roer 'estaan,
'k Heb teveel gesnor van buien
Over deze muts zien gaan.
'k Sel 't hun lichtelijk zo klaren
Dat ik vlaggen, schut en touw
En de maats die met me varen
Vrijen sel van dut en rouw.
Reeërs, (jouwerliefdeGa naar voetnoot5) mien ik
Die van vers op 't kussen vichtGa naar voetnoot6))
Wil j'eran? KedaarGa naar voetnoot7), jou dien ik,
Jou allienig, bij dit licht.’
‘Weeran’, riepen de matrozen,
‘'t Is een man of 't Mouring waar.’
| |
[pagina 108]
| |
En de reeërs, die him kozen:
‘Weeran, 't is de jonge vaâr.’
Heintje peurde strak an 't stuur, en
Haalde 't anker uit de grond,
't Scheepje ging deur 't zeesop schuren
Of er Mouring nog an stond.
constantijn huygens (1596-1687) |
|