Het goud der gouden eeuw(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Hugo de Groots verlossing Aan Mevrouw Marie van Reigersbergh Geweld van wallen, dubble gracht, Ontruste honden, wacht bij wacht, Beslagen poorten, ijzren bomen, Geknars van slotwerk, brede stromen En de onvermurwde kastelein Verzekerden op Loevestein De Grote Huigen buiten duchten Van in der eeuwigheid te ontvluchten, Ten waar zijn schrandre gemalin En drukgenoot en kruisheldin Een eerlijke uitkomst had gevonden En hem van 't lang verdriet ontbonden. Zij sprak: ‘Mijn lief, mijn levens licht, (De tranen stonden in 't gezicht) Zal dees spelonk uw glans versmoren En is uw deugd dit graf beschoren? Helaas! Maar 't is vergeefs gesuft. Hier helpt geen kermen, maar vernuft. Mijn geest die zal wat groots bezoeken.’ Terstond verandert hij in boeken. De schildwacht draagt die vette buit Op hare beê voor boeken uit, [pagina 105] [p. 105] Een vrouw belacht al die haar persen En laat hen op de tanden knersen. Een vrouw is duizend mannen te erg. O eeuwige eer van Reigersbergh, De volgende eeuwen zullen spreken, Hoe gij de haat hebt uitgestreken, Nadat ge op 't droef gevangenhuis, Gelijk Maria neffens 't Kruis, Uw bruigom, onder moordenaren Gerekend, troostte hele jaren. Zo liet de trouwe Michol eer Haar liefste schat met koorden neer, Toen Saüls zwaarden hem bezetten, Gelijk de jagers 't hert met netten. Aldus werd Lynceus ook gered In zijn belegerd bruiloftsbed, Toen zoveel ledikanten smoorden In 't gruwlijk bloed der mannemoorden. Vergun mijn luite, dat ze speel' Het bergen van ons landjuweel In 't onweer, dat het roer vermande, Toen 't grote schip vol stuurlui strandde. joost van den vondel (1587-1679) Vorige Volgende