Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdOp de dood van iemandStort nu een beek van tranen, o mijn ogen;
Dooft voor een wijl in ene droeve vliet
Uw vrolijk licht, nu gij die ogen ziet
Zo jammerlijk met duisternis betogen,
Die bovenal met ongeveinsd meedogen
En ware druk ooitGa naar voetnoot1) zagen mijn verdriet,
Die uit mijn heil, dat luttel was of niet,
Oprechte vreugde en waar genoegen zogen.
Ach! Ach! Zij, die mijn zwerende gezicht
Behouden dee' 't genot van dag en licht,
Ligt nu bestulpt van endeloze nachten;
Doch of al schoon haar lichaam van de dood
Verslonden leit, in Jezus' zachten schoot
Leeft hare ziel, haar deugd in mijn gedachten.
jeremias de decker (1609-1666) |
|