Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Maar eer hij haalde zijn gerief,
De beesten prikkelden de dief.
De lekkerGa naar voetnoot1) liep aan alle kantGa naar voetnoot2),
Hij sprong, hij blaasde vast in de hand,
En toonde Venus, die daar stond,
Al schreiende de nieuwe wond.
Hij zeide: ‘Moeder, hoe kan 't zijn,
Dat zulk een dier maakt zulke pijn?’
De moeder zeide: ‘Zijt gij groot,
Die ieder brengt in zulke nood?’
daniel heinsius (1580-1655) |
|