Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdOp het schoon zingen van juffer Appelona PijnbergsIn 't rijzen van de koele dag,
Als ieder nog te slapen lag,
Zat Appelona, die ik zag
- 't Zijn mij geen dromen -
In de schaûw der bomen,
En streelde een luit,
Terwijl zij uit
Een heldere boezem zong.
Stil hield de tong,
Die 't geveert'Ga naar voetnoot5)
Van het hele woud braveert.Ga naar voetnoot6)
Het zingen,
't Springen,
| |
[pagina 32]
| |
't Fluiten,
't Tuiten
En 't zwieren,
Gieren,
Dat
In de
Linde
Leefde,
Zweefde,
Was nu stil en zat
Te luisteren;
't Fluisteren
Van de blaân ging zacht;
O goôn,
Zo schoon
Een zang
Haar dwang
Heeft mij verkracht.
jan luiken (1649-1712) |
|