Het leven van Philopater en Vervolg van 't leven van Philopater
(1991)–Johannes Duijkerius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Vervolg van 't Leven van Philopater.
| |
[pagina 126]
| |
Voorreden,
| |
[pagina 127]
| |
universeel considereert, worden zoo gelukkig, dat zy een waare Philosphie en Theologie, zig konnen eigen maken. By de ignorante word de grootste schreeuwer ordinaar in 't gelyk gestelt, maar by een die van een stille en penetrerende constitutie is, gaat dit niet altyd glad deur. Het hedendaags geroep tegen het gevoelen van Spinosa, van de geen die het, om dat 'et boven hun perceptie excelleert, voor paradoxus agten, zal insgelyks niet altyd gelaudeert worden, om dat een man, die by de zaalige zyn woonplaats heeft, hem niet kan verantwoorden, en daarom magmen wel eens, wyl'er zoo openbaar van gesproken word, insgelyks evident hem voorspreken:Ga naar voetnoot1 want het schijnt niet rationaal, maar eerder dollemans werk, een oorlog tegen schimmen te voeren, zonder dat 'er ooit ymand verschijnt, die zig zoo wel pro als contra declareert. Ik weet waarlyk niet met wat een imaginabele certitudeGa naar voetnoot2 dat men zig flatteert vanGa naar voetnoot3 triomfe en glorie, daar de wapenen zoo veel differeren als lux en tenebris!Ga naar voetnoot4 Hierom, reverendissimi, doctissimique domini,Ga naar voetnoot5 spreek ik tot u als tot Cartesiaanse wysgeeren, laat uw theologische yver, gun my deze kleine vermaaning te doen, u nooit vervoeren, dat gy uw zelven de naam als Philosophen zoud onnut maken; maar purificeertze, en doceert en termineert als theologanten uw zedeleszen zodanig, dat ze het Gemeen aanstuuwen tot zulke werken, die de uniteitGa naar voetnoot6 en deugt formeel involveren.Ga naar voetnoot7 Dit zy in 't particulier eerwaerde Heeren tot u gezeid, waarom ik my nu wyders zal gedragen als of alle lezers die dit leezen gelijk stonden. Mijn zeggen heeft dan gedient, en zal hier op uit moeten komen, dat een waaragtig Wijsgeer het niet al Philosophie zal extimerenGa naar voetnoot8 't geen 'er zomtyds voor werd gehouden, en bygevolg zou men mogen inquireren, of de Geschriften die de Coccejaansche Godgeleerden, als Cartesiaansche Philosophen schrijven, en die doorgaans voor wijsbegeerige ratiocineringen worden erkent, en ook als zodanig worden uitgegeven, wel waarlyk dus zyn. Ik concludeer neen: want deze eenige regel is genoeg, dat zulke schriften, die ontleent zijn van zulke wetenschappen die verscheiden oogmerken hebben, welke zoo wyd van den anderen differeren, nooit zuiver wijsbegeerig mogen genoemt worden; immers by een goed Philosophus zullen ze deze authoriteit nimmer kunnen verkrijgen. Zeker de geen die hier in nog experientie behoeft, mag aan mijn zeggen twijffelen, maar zulk een die, gelijk onzen Philopater, ondervonden heeft, dat het natuurlijk dus is gelegen, zal klaarlijk van des zelfs veraciteitGa naar voetnoot9 overtuigt zijn. Want hy in zijn jeugt, gelijk in 't eerste deel te zien is, in zulke kinderagtige onderwijzingen als waarheden opgekweekt, en daar na door verdere studie tot een volslagen Coccejaans Godgeleerde, met kennisze van incomparabele verborgenthedenGa naar voetnoot10 bewust, grootgemaakt, | |
[pagina 128]
| |
en eindelijk op een geheel ander fondament zijn oeffeningen gebouwt hebbende, een waaragtig Wijsgeer geworden, kan van deze dingen met CertificatieGa naar voetnoot1 spreken. Hierom Lezer werd onder 't vervolg van zijn levensverhaal u geoffereert, zulke dingen die onderscheide gedagten behoeven: want indien ymant eenige zaak hoort of leest, en het oogmerk van den verhaaler niet weet, zoo is 't impossibel dat hy na waarheid kan oordelen. Dat alle studien haare singuliere fondamenten, van welke zy gederiveert moeten worden, hebben, behoort by alle verstandigen indubitabelGa naar voetnoot2 te zijn, hoewel d'ondervinding leert dat zulks niet altijd in observatieGa naar voetnoot3 werd genomen: maar hoe expert of inhabilGa naar voetnoot4 dit gedaan word, zullen den genen weten, die dit met my voor d'oorzaak kennen, dat de menschen in haar prejuditien blijven hangen, en zulke imperceptibeleGa naar voetnoot5 gedagten voeden. Zekerlyk, een goed of waar oordeel hangt voor 't meerder gedeelte af van een evenmatigeGa naar voetnoot6 onderwijzing, en daar dit manqueert zijn de leerlingen zoo zeer niet te berispen, dan wel de Dogmatici:Ga naar voetnoot7 't is waar, dat deze zouden konnen insisterenGa naar voetnoot8 geen ander onderwijs ontfangen te hebben, dog dit corrigeert de zaak niet, zoo lang men waant geleert, en tot veele dingen habiliteit te hebben, de gewoone sleur volgt. De Godsdienstige leerstukken trekken haar authoriteit uitGa naar voetnoot9 zekere gewettigde goedvindingen die, na yders Secte, anders en anders zijn: maar de wijsbegeerten heeft haar gezag uit de intelligentieGa naar voetnoot10 en waarheid der natuurlijke dingen alleen, die een Conforme perceptie insluit, en deze is overal de zelfde; want dit, dat een driehoek, zijn drie hoeken gelijk zijn aan twe regte hoeken, zal op de zelfde wijze in 't verstand van een Japonnees zijn als in een Neêrlander, maar dus is 't niet gelegen met de dingen die tot de Godsdienst behoren, wyl deze altoos, na yders bezondere imaginatie, moeten differeren.Ga naar voetnoot11 Op dat dan het natuurlijk licht niet door vilipendieGa naar voetnoot12 als een bron van godloosheid zou verdoemt worden, en op dat de menschelijke fantasie niet als Goddelijke leeringen zouden worden gehouden, zoo komt onzen Philopater op nieu u voordragen, dat zoo weinig waarheid alsGa naar voetnoot13 'er steekt in de dingen die voor lange Eeuwen gesproken zijn om de zelve op de hedendaagsche gevallen te doen paszen, als of dat het oogmerk was geweest; of eenige perioden te verdigten, 'tzy van 't begin der wereld, of daar het nieuwe verbond zijn aanvang neemt, en dezelfde door Prophetien te deduceren, op die wijze, als of ymant | |
[pagina 129]
| |
uit EuclidesGa naar voetnoot1 de evenredigheid der Getallen betoogde; alzo weinig, zeg ik, komt het te pas, die nieuwe mode van de Godgeleerde bespiegelingen te demonstreren op die orde,Ga naar voetnoot2 als een Natuurkenner op een wiskunstige wijs zyn bevattingen voorstelt en leert, even als of deze zoo verscheiden leerstukken, eenzelvig geworden waren: daar ter contrarie,Ga naar voetnoot3 zoo eenige oeffeningen verschillen van den ander, en daarom yder haar bezonder oogmerk moet voldoen, deze zoo wijd van alle anderen is, dat ze met geen eenige communicatieGa naar voetnoot4 kan hebben, maar t'eenemael door zig zelve bestaan en bewaart moet worden. Ontfang hem dan met die zelfde gunst, waar mee gy nu gewoon zijt hem te respecteren, vermits gy dit doende u zelfs het grootste nut zult contribuëren, en vervolgens een heilzame prosperiteitGa naar voetnoot5 zult kunnen genieten. |
|