Het leven van Philopater en Vervolg van 't leven van Philopater
(1991)–Johannes Duijkerius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
VoorwoordDe zeventiende-eeuwse Republiek der Nederlanden is veelvuldig geprezen om haar tolerantie. Belangrijke wegbereiders van de Verlichting vonden daar het geestelijke klimaat voor publicatie van hun denkbeelden: Pierre Bayle kon zijn verlichte visie op de voorspellende waarde van kometen in Frankrijk niet, maar hier wel gedrukt krijgen en er zo een typisch verlichtingsideaal, de mensheid verstandig maken, verwezenlijken met de publicatie van zijn Dictionnaire historique et critique (1695-1697). Vanuit de Republiek konden gevluchte Franse uitgevers hun activiteit voortzetten en hun produkten, in hoofdzaak tijdschriften, naar Frankrijk smokkelen. Frankrijk profileerde zich in de zeventiende eeuw meer dan ooit als bolwerk van het absolutisme waarin voor andere politieke en religieuze visies geen ruimte was. Onder hen die vluchtten voor die starre dwang behoorde ook de filosoof René Descartes (1596-1650), wiens ideeën vanuit de Republiek verspreid werden.Ga naar voetnoot1 Alleen de Republiek der Nederlanden leverde de juiste voedingsbodem voor ‘de wijsgerige vruchten der vrijheid’Ga naar voetnoot2 met name de opvattingen van de omstreden wijsgeer Baruch de Spinoza (1632-1677). Met hem naderen we echter ook direct de grenzen van die veelgeprezen tolerantie: de aanvankelijke bescherming van Johan de Witt heeft niet kunnen verhinderen dat er, na diens dood, van de kant van de overheid fel tegen verspreiding van Spinoza's werken werd opgetreden. Vrijwel al zijn werken trof een verbod op grond van een plakkaat uit 1653.Ga naar voetnoot3 Pogingen van spinozisten als Adriaan Koerbagh (1632-1669) om op bedekte wijze het spinozisme te verbreiden, werden ruw afgestraft door de magistraat van Amsterdam: Koerbagh werd tot een hoge boete en tien jaar dwangarbeid veroordeeld wegens de publicatie van twee werken, waarin hij ervan blijk gaf door Spinoza te zijn geïnspireerd.Ga naar voetnoot4 Sinds die affaire zat de schrik er goed in bij de volgelingen van Spinoza en de uitgave van zijn Opera Posthuma in 1677 werd dan ook met de grootste omzichtigheid omkleed. De uitgave die nu voor u ligt, bevat de tekst van twee romans waarin, veertien jaar na de dood van Spinoza, een poging werd gedaan zijn leer uiteen te zetten. De schrijver van de romans, Johannes Duijkerius deed daarmee wat niemand meer durfde: hij populariseerde een omstreden en moeilijk toegankelijke filosofie en voegde daaraan een materialistische interpretatie toe. In 1691 verscheen het eerste deel van dit tweeluik: Het leven van Philopater, opgewiegt in Voetiaensche talmeryen, en groot gemaeckt in de verborgentheden der Coccejanen. Een waere historie. Tot Groeningen. Voor Siewert van der Brug, in de Waerheyd. Een auteur werd niet op de titelpagina vermeld, terwijl de uitgever zich verschool achter een fictief impressum, zoals dat meestal gebeurde met boeken waarvan men verwachtte dat ze beroering zouden veroorzaken. Zoals de titel suggereert, is dit deel een satire op de twisten en haarkloverijen binnen de toenmalige Hervormde kerk. Het boek beschrijft de levensloop van de jonge Philopater en zijn ontwikkeling van orthodox godsdienstwaanzinnige tot | |
[pagina 6]
| |
overspannen beoefenaar van exegese: van voetiaan tot coccejaan. De roman werd enthousiast ontvangen en omdat alle partijen in de kerkelijke twisten hun vijanden zo treffend geschetst zagen, nam niemand er aanstoot aan. Maar anders liep het met het tweede deel dat zes jaar later verscheen, het Vervolg van 't leven van Philopater. Geredded uit de verborgentheden der Coccejanen, en geworden een waaragtig wysgeer. Een waare historie. Tot Groeningen, voor Siewert van der brug, in de waarheid. Weer geen auteursnaam, weer een fictief impressum. Het boek behelsde de verdere geestelijke ontplooiing van Philopater van cartesiaan tot spinozist. Het was onverholen Spinoza-propaganda: de tekst bevatte complete citaten uit Spinoza's voornaamste geschriften. Ditmaal verkneukelde niemand zich over de grappen: integendeel, vrijwel direct kwamen reacties van afschuw en ontzetting los, allereerst in kerkelijke kringen. De wereldlijke overheid greep op aandrang van de kerkelijke in en evenals Spinoza's werk zelf werd het Vervolg van 't leven van Philopater verboden. Dankzij de ijver der Amsterdamse kerkeraad werd de auteur achterhaald: Johannes Duijkerius. Zijn auteurschap ontkende hij tijdens het verhoor categorisch, maar de inmiddels ook achterhaalde uitgever Aart Wolsgryn kon niet meer ontkennen door de harde bewijzen tegen hem en hij kreeg de straf die het plakkaat uit 1653 voorschreef. De Philopater-romans zijn reeds bestudeerd door de negentiende eeuwse Spinoza-kenner W. Meyer, zij het summier en nogal onvolkomen.Ga naar voetnoot1 De belangrijke archivalia rond de vervolging van het tweede deel liet hij onaangeroerd, evenals de nodige ophelderingen omtrent auteur en uitgever. Zijn analyse van de beide teksten was bovendien uiterst beknopt en hier en daar zelfs onjuist. Ook mevrouw C.L. Thijssen-Schoute, de onvolprezen geschiedschrijver van het Nederlands cartesianisme, onderstreepte impliciet de onvolledigheid van Meyer toen zij over Het leven van Philopater schreef: Bij een eventuele bestudering van het Nederlands spinozisme zullen we deze sleutelroman met het Vervolg van 't leven van Philopater 1697, moeten ontledenGa naar voetnoot2 Hoe juist de typering ‘sleutelroman’ was, bleek toen ik in een exemplaar aanwezig in de Universiteitsbibliotheek te GentGa naar voetnoot3 een sleutel op het eerste deel van het werk aantrof, die was geschreven in een onmiskenbaar vroeg achttiende-eeuws handschrift. Deze vondst was voor mij aanleiding de taak op te nemen die mevrouw Thijssen-Schoute moest laten liggen. Het belangrijkste deel van die bestudering vond plaats in de doctoraalfase van mijn studie Nederlands, onder begeleiding van dr. A.J. Hanou. Van hem ondervond ik ook steun bij de annotatie van de tekst, evenals van dr. K. Bostoen, drs. B. Sierman, drs. R. Schreijnders en drs. A. Nieuweboer. Verder past hier een woord van dank aan prof. dr. C.A. Zaalberg, die mij behulpzaam was bij de oplossing van een probleem, en aan drs. A.C. Meijer die mij terzijde heeft gestaan bij de definitieve vormgeving. Ruim twee jaar voor het ter perse gaan van de tekst van deze uitgave, overleed de Groningse Spinoza-autoriteit prof. H.G. Hubbeling. Hij heeft mij destijds sterk aangemoedigd de resultaten van mijn doctoraal-onderzoek te publiceren en gaf mij veel raad voor het verbeteren van de gedeeltes die de historische filosofie | |
[pagina 7]
| |
betroffen. Ik betreur het zeer het ontwerp voor deze uitgave niet meer aan zijn oordeel te hebben kunnen onderwerpen. Tenslotte wil ik de Rotterdamse filosoof dr. W.N.A. Klever bedanken voor zijn niet aflatende stimulans tot deze uitgave. |
|