| |
| |
| |
VIII. T.E. Lawrence of de honger naar de onschuld
De verschijning van de Franse editie der ruim 900 dichtbedrukte pagina's tellende correspondentie van T.E. Lawrence, die tijdens de eerste wereldoorlog de opstand in Arabië organiseerde en leidde en de auteur is van het befaamde boek The Seven Pillars of Wisdom, geeft mij aanleiding tot het noteren van een paar overwegingen bij een figuur, die mij altijd gefascineerd heeft als een typisch vertegenwoordiger van het tragische heldendom van deze tijd.
Wie was deze T.E. Lawrence? Voor sommigen niets meer dan een avonturier, zoals voor Prof. Snouck Hurgronje, die in De Telegraaf van 9 December 1932 over hem schreef: ‘Hetgroote publiek stelt zich het Arabische oorlogsveld voor, op wonderbaarlijke wijze beheerscht door de mysterieuze persoonlijkheid van Lawrence, den jongen archeoloog, die zich zonder eenig militair verleden op ruim dertigjarigen leeftijd tot kolonel gebombardeerd zag, die na den oorlog naar obscuriteit scheen te jagen, maar ondanks zichzelf zijne eigene heldendaden beschreef in een boek, dat tegen een fabelachtigen prijs in een ommezien uitverkocht was en waarvan uittreksels in ontelbare tijdschriften verschenen. Lawrence, die in een boek van den Amerikaan Lowell Thomas werd verheerlijkt als “de Ongekroonde Koning van Arabië”, de intuïtieve kenner der Arabische ziel. IJdelheid der ijdelheden! Het blijvende resultaat van Lawrence's sportieve ondernemingen is nihil!.’
Maar deze opinie, in overeenstemming met de houding - maar niet het oordeel - van Engeland, kan om meer dan één reden, waarop ik in de loop van dit opstel terug hoop te komen, niet als maatstafgevend noch trouwens als objectief worden beschouwd.
Geboren op 15 Augustus 1888 te Tremadoc in Wales stamde T.E. Lawrence uit een familie van Engels-Ierse landadel wat wellicht niet zonder belang is geweest voor de vorming van zijn chevaleresk tempe- | |
| |
rament, dat op zichzelf weer gekenmerkt werd door een weinig voorkomende combinatie van een gelijktijdige gedrevenheid naar fysieke en geestelijke prestaties.
Lawrence studeerde geschiedenis en archeologie. In verband daarmee maakte hij van 1906 tot 1908 fietstochten door Frankrijk om de middeleeuwse kastelen en de kathedralen te bezoeken, begaf zich in 1909 naar Syrië, waar hij Arabisch leerde en in 1911, met een expeditie van het British Museum naar Karsjemish; hij doorkruiste te voet het noorden van Mesopotamië, 1700 kilometer lang, verrichtte onderzoekingen in Egypte en Palestina en schreef een knappe dissertatie waarin hij aantoonde dat de kastelen in het Oosten naar die van het Westen zijn gecopiëerd ten tijde der kruistochten. Bij het uitbreken van de wereldoorlog kwam hij op zijn verzoek onder Lord Kitchener die hem als lid van de Military Intelligence Section naar Egypte zond. Hier begon hij met de uitgave van het Arab Bulletin dat het Foreign Office op de hoogte moest houden van wat zich in Arabië afspeelde. Hier begon vooral zijn Arabisch avontuur.
Arabië heeft op Lawrence altijd, ook lang voordien, een grote aantrekkingskracht uitgeoefend en het ridiculiseren van zijn ‘intuïtieve’ kennis der Arabische ziel door Snouck Hurgronje is althans in zoverre een slag in de lucht, dat de kennis die hij van land, taal en volk bezat in elk geval niet de pretentie had intuïtief te zijn, maar gebaseerd was op studie en ervaring. Zijn fysieke prestaties bovendien, zijn haast maniakale uitingen van uithoudingsvermogen, zelftucht, taaiheid, dragen ertoe bij van hem de inspirator en leider te maken van de Arabische opstand tegen de Turken. De Engelsen wensten erop aan te sturen dat Turkije, bondgenoot van Duitsland, door de Arabieren verslagen zou worden en werkten derhalve de Arabische opstand in de hand. Toen deze werkelijk uitbrak, was het voor velen, niet het minst voor Engelands bondgenoten, een verrassing, zoals Lawrence in zijn inleiding van zijn boek schrijft. In het bijzonder Frankrijk, dat het oog op Syrië gericht hield, voelde zich bedreigd, en niet ten onrechte. Lawrence was, in politiek opzicht, anti-Frans gezind, omdat hij de samenwerking van Frankrijk met Rusland - door het mogelijk beheersen van Syrië door de eerste en van de Dardanellen door de tweede - als een ernstig gevaar voor Engeland zag, dat op deze wijze de contrôle over de Middellandse Zee en dus over de zeewegen kwijt zou kunnen raken.
| |
| |
Het politiek inzicht van Lawrence is niet onfeilbaar gebleken en zowel in zake Rusland als in zake Frankrijk heeft hij zich vergist. Maar hij vergiste zich ook in zake Engeland en dit betekende de politieke mislukking van zijn Arabisch avontuur. Lawrence had een eigen opvatting van het Brits Imperium, dat hij wenste als een vrijwillige vereniging van vrije staten en van alle verschillende rassen onder een autonoom bestuur. Men mag dus zeggen dat hij zijn tijd vooruit was en dat hij metterdaad heeft willen meewerken (en geméénd heeft mee te werken) aan een progressieve ontwikkeling die pas na de tweede wereldoorlog een vorm heeft gevonden, zij het ook met vaak krampachtige moeite.
Het dédain dat Prof. Snouck Hurgronje voor de politieke visie van Lawrence toont, behoeft men dus niet zonder meer te delen, omdat dit dédain getuigt van een liberale visie die ‘gelijk had’ zolang die liberale visie de toon aangaf, maar helemaal geen gelijk meer, vanaf het moment dat bepaalde revolutionnaire krachten de overhand kregen of sterk genoeg bleken. Dit ‘gelijk’ is enkel een ‘optisch’ gelijk dat na een paar jaar als ondeugdelijk en onhoudbaar opzij geschoven wordt. Tot op zekere hoogte mag men zelfs spreken van een liberale mystificatie, op een soortgelijke wijze als Merleau-Ponty het doet in zijn Humanisme et Terreur, waar hij het voorwenden van de zuiverheid der liberale beginselen als rechtvaardiging van list en geweld in zake buitenlandse politiek, kolonisatie of sociale politiek aan de kaak stelt. Het is inderdaad mogelijk dat Engeland via Lawrence in Arabië op het verkeerde paard (voor Engeland) gewed heeft en het als een nationaal belang heeft gezien om de gemaakte afspraken als ‘des chiffons de papier’ te beschouwen. Maar men behoeft zoiets toch niet zo vanzelfsprekend te vinden dat men er zich zonder aarzelen bij neerlegt met de opmerking dat ‘politiek nu eenmaal geen moraal is’, zoals Snouck Hurgronje dat deed in zijn artikel bij de dood van Lawrence in de Telegraaf van 20 Mei 1935. Lawrence zelf zag het in elk geval niet zo en wat bij Snouck Hurgronje ‘ijdele fantasterij’ heet, zou het misschien geweest zijn als Lawrence zich op de eerste plaats als kolonel beschouwd had, d.w.z. als behorend tot een genus waarvoor de macht hoogste wet is. Het aantrekkelijke in zijn figuur is nu juist dat hij het niet zo voelde. In zijn inleiding tot The Seven Pillars schreef hij:
‘Ik wilde een nieuwe natie maken, een verloren invloed in de wereld herstellen, aan de 20 millioen semieten de funderingen schenken waar- | |
| |
op hun inspiratie het gedroomde bouwsel van hun nationale gedachte zou kunnen optrekken. Een zo verheven doel beriep zich op de aan hun geest inherente adel en liet hun een edelmoedig aandeel nemen in de gebeurtenissen: maar toen wij overwonnen, stelde men mij verantwoordelijk voor de onzekerheid van de dividenden voortkomend van de petroleum van Mesopotamië en voor de ruïne van de Franse politiek in de Levant. Dit is, vrees ik, inderdaad wat ik wens. Die dingen kosten ons te veel in eer en in onschuldige levens.’
Men zou hieruit wellicht kunnen afleiden dat moraal en politiek voor Lawrence geen van elkaar onafhankelijke aangelegenheden waren. Hij heeft na herhaalde pogingen wel moeten inzien, dat het daar in de praktijk op neerkomt. Het heeft hem de smaak voor de politiek definitief doen vergaan, en dat, op zijn minst, strekt hem tot eer.
Men moet dan ook zeggen dat het uitspelen van het argument van de politiek die geen moraal is, tegen zijn moraal die geen politiek bleek, althans gemeten naar de daaromtrent geldende opvattingen, het uitspelen van een slecht argument is, van een argument dat de ware betekenis van deze figuur ontkent en een moralist van groot formaat tot een politiek pion van klein formaat degradeert. Lawrence is niet alleen ‘kolonel Lawrence’, hij is ook en voor alles een zelfstandig denkend en voelend, een creatief begaafd man geweest. En dit ‘ook’ geeft meteen de sleutel aan van zijn tragiek. Want het denken en voelen van Lawrence had niets gemeen met de activiteit van de militair. In een uiterst belangrijke brief aan V.W. Richards van Juli 1918 zegt hij het met een voor een kolonel verontrustende nadruk: ‘Wanneer men mijn banden slaken zal, zal ik in mij geen enkele impuls tot handelen ontdekken.’ In diezelfde brief drukt hij zijn verlangen uit zich terug te trekken, zich met niets meer te bemoeien en de anderen die verder gaan te blijven observeren. Hij stelt vast dat zekerheid zijn deel niet kan zijn en dat hij altijd onvoldaan is, niet van verantwoordelijkheid houdt en aan bevelen niet wenst te gehoorzamen. Deze geestesgesteldheid beperkt zich niet tot dat moment. Heel de correspondentie door komt men uitlatingen van dit soort tegen, die zijn gespletenheid demonstreren. Deze heeft bestaan en niemand wist het beter dan Lawrence zelf, die in een brieffragment van vermoedelijk medio Juni 1929 schreef: ‘Alles bijeengenomen geloof ik dat het niet-handelen de voorkeur verdient boven het handelen... Ik heb afgedaan met de politiek, afgedaan met het
| |
| |
Oosten, afgedaan met de intellectualiteit. God, wat ben ik moe. Ik zou me zo graag neerleggen om te slapen en te sterven. Sterven is het beste, want er is dan geen ontwaken. Ik zou mijn zonden en mijn walg van deze wereld willen vergeten.’
Men mag deze houding niet alleen op rekening schrijven van de evolutie der Engelse politiek, die de resultaten, door Lawrence behaald, in een andere richting omboog en daardoor zijn ideaal ‘verried’. Er is wel geen twijfel aan of zijn teleurstelling daarover is groot geweest. ‘Zijn’ opstand werd hem ingegeven door zijn verlangen naar een omvorming van de wereld, een wel zeer jeugdig verlangen natuurlijk, naast het superieure glimlachje van hen die in geen revoluties geloven en de revoluties dan ook aan zich voorbij zien gaan zonder er enig aandeel in te hebben. Maar men dient er zich toch wel rekenschap van te geven dat een dergelijk verlangen nog wel iets anders betekent, wanneer het zich realiseert met een totale inzet van zichzelf en anderen, een inzet die zo groot geweest is als dat in de Arabische oorlog het geval was en waarvan men de omvang en de betekenis terug kan vinden in dat magistrale boek dat The Seven Pillars of Wisdom heet... mits men het dan niet leest in de bekorte editie die er een eenvoudig avonturenboek van maakt, maar in zijn volle om vang. Pas daar wordt dit boek immers oneindig meer dan een relaas van een oorlog, hoe talentvol ook geschreven, het wordt daar een menselijk document van de eerste orde, waarin men Lawrence terugvindt als een intellectueel symbool van deze tijd.
De houding van Engeland heeft hem teleurgesteld, ook al was het dan volgens Snouck Hurgronje hoog tijd dat dit land de tot dan toe gevolgde politiek vaarwel zei. Het was hem volkomen duidelijk dat het door hem bereikte resultaat, zijn ‘overwinning’, hier gebruikt werd om de oude politieke verhoudingen te herstellen. De hogere politiek mocht dan hebben uitgemaakt dat dit het beste was (maar wij kunnen nu vaststellen dat de hogere politiek zich daarbij op kortere termijn heeft vergist dan zij wel gedacht heeft), een feit is dat Lawrence niet dáárvoor zijn strijd gestreden had. Het werd hem duidelijk dat hij een speelbal geweest was in het spel om de rijst en de petroleum uit Mesopotamië voor Engeland te behouden. En hij vond het niet de moeite waard dáárvoor mensenlevens op te offeren. Dit getuigt waarschijnlijk van zeer gebrekkige inzichten in de superieure economische of politieke
| |
| |
wijsheid, die trouwens maar een wijsheid is voor zolang het duurt, en langer dan enkele eeuwen duurt zo iets gewoonlijk niet, zoals het ons gegeven is te ondervinden. Wat hij zich wel voorstelde, gaf ik boven reeds aan en laat zich nog iets scherper en voor deze tijd wellicht gemakkelijker verstaanbaar omschrijven in zijn eigen woorden: ‘If I have restored to the East some self-respect, a goal, ideals: if I have made the Standard of rule of white over red more exigent I have fitted these people in a degree for the new commonwealth in which the dominant races will forget their brute achievements, and white, and red, and yellow, and brown, and black will stand up together without side glances in the services of the world.’ Men behoeft na de evolutie die het kolonialisme en de daarmee samenhangende buitenlandse politiek de laatste jaren heeft doorgemaakt hier geen verder commentaar aan toe te voegen; het citaat laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
In dit licht gezien kan men zich voorstellen dat Lawrence een stevige dosis ressentiment heeft opgedaan, en dat dit ressentiment andere gronden van bestaan heeft dan gekwetste ijdelheid, men moet misschien Snouck Hurgronje heten om dit niet in te zien. Het is in andere verhoudingen enigermate wat zich bij ons heeft afgespeeld met Multatuli en men weet dat ook Multatuli ijdel was: men zou het voor minder zijn. De eerlijkheid gebiedt overigens te erkennen dat het ressentiment van Lawrence niet tegen Engeland op de eerste plaats gericht was. Zijn optreden op de conferenties in Versailles en Cairo en passant par Dowingstreet beoogde ongetwijfeld de Arabische zaak recht te doen. Dit slaagde niet geheel naar wens, maar hij oordeelde het niettemin nodig, nadat Winston Churchill in Maart 1921 de leiding van de zaken van het Midden-Oosten op zich genomen had, uitdrukkelijk te verklaren dat Engeland met onbesmette handen uit de Arabische kwestie te voorschijn gekomen was. Pas twee maanden daarna trok hij zich onder de naam Ross, later als T.E. Shaw, soldaat nr. 338171, in de R.A.F. uit de openbaarheid terug.
Het is mogelijk dat dit niet altijd zo gebleven zou zijn. Men weet dat Winston Churchill bij Lawrence's dood tengevolge van een motorongeluk in 1935 aantekende: ‘Ik hoopte dat hij zijn teruggetrokken positie zou verlaten om een rol op het eerste plan te spelen tegen de gevaren die ons land op dit moment bedreigen,’ en zelf vertelde hij in
| |
| |
Maart 1935 aan Pat Knowles dat men hem zou aanzoeken om de Nationale Defensie te reorganiseren en dat hij het gevoel had in dat geval moeilijk te kunnen weigeren.
Men mag uit dit alles wel besluiten dat Lawrence, ondanks zijn teleurstelling, zich toch niet teruggetrokken heeft uit wrok tegen Engeland. Het feit dat hij van naam veranderde, zou er op kunnen wijzen dat zijn ressentiment in de eerste plaats tegen zichzelf en zijn verleden gericht was. Als men daarbij in aanmerking neemt welke plaats hij in de publieke verbeelding innam, hoe hij achtervolgd werd door belangstellenden, nieuwsgierigen, bewonderaars, hoe men voortdurend zijn naam wenste te betrekken bij spionnage-gevallen enz. dan is het niet moeilijk zijn behoefte te begrijpen om zich uit dit alles voor zichzelf te redden. Wat dit ‘zich redden’ in zijn geval betekende, is een andere kwestie waarop ik dadelijk terugkom.
Ik zei reeds dat men aan de wezenlijke Lawrence voorbijgaat als men hem tot militair of politicus reduceert. De auteur van The Seven Pillars of Wisdom was - daarvoor behoeft men zijn boek slechts te lezen - begaafd met een uitzonderlijk vermogen tot litteraire expressie; het boek is voortreffelijk, volgens Snouck Hurgronje ‘niet onverdienstelijk’ geschreven, en het is in tegenstelling tot de mening van deze hooggeleerde géén roman; het is evenmin geschreven tot verheerlijking van de ‘ongekroonde koning van Arabië’, al is zoiets moeilijk te aanvaarden voor hen die slechts in termen van ijdelheid en realistische met moraal niets van doen hebbende politiek denken. Voor hen werd het boek ook niet geschreven. Een van de waardevolle karakteristieken ervan is juist, dat het in eerste instantie zelfs niet voor het publiek geschreven werd en aanvankelijk slechts rekende op een klein gehoor van vrienden, voor wie, als die behoefte bestaan mocht hebben, de zelfverheerlijking van de auteur een vrij overbodige bezigheid was, - bijna 800 pagina's lang bovendien. Het merkwaardige aan dit boek is echter wel dat de auteur ervan zich op gelijk niveau bevindt en dat men er dus niet over spreken kan zonder over de schrijver te spreken. Zoiets degradeert een auteur niet tot een ijdelheidsmaniak, integendeel. Maar nogmaals, om hiervan iets te begrijpen is het noodzakelijk het oorspronkelijke boek te lezen en niet de verkorte uitgave, waaruit Lawrence alle persoonlijke trekken heeft weggeschrapt. ‘I cut out all high emotion’. Het resultaat daarvan werd inderdaad een ‘niet onverdienstelijk’ boek, eentonig voor wie
| |
| |
niet van oorlogsliteratuur houdt. Zelf vond hij het bekorte boek een naargeestig geschrift, ‘een oneerlijk, smerig boekje’, goed genoeg voor de naïeve romantiek van de padvinderij. Men begrijpt het gemakkelijk als men zijn correspondentie leest, waarin men hem juist terugvindt met alle persoonlijke trekken die hij uit de verkorte editie van The Seven Pillars heeft weggestreept, en meer dan dat. De feiten uit het relaas van de Arabische opstand zijn feiten, maar waar het op aan komt, dat is hun interpretatie: hoe kwamen ze tot stand, hoe werden ze ervaren. Daarop berust ook de ‘oneerlijkheid’ die hij achteraf aan de verkorting verwijt. Lawrence hield niet van vechten; hij hield niet van soldaten; hij vond het bij de Arabieren niet allemaal zo plezierig; hij geloofde niet voor honderd procent in wat hij deed. Waar het hem in zijn boek om te doen was, dat is niet om die oorlog op zichzelf, noch om een soort geschiedschrijving of verdediging van de door hem in Arabië gevoerde politiek. De betrouwbaarheid van zijn relaas mag zelfs voor mijn part, in overeenstemming met Snouck Hurgronje, uiterst betwijfelbaar zijn waar het politieke kennis, interpretatie of inzicht betreft, want dié betrouwbaarheid ligt volmaakt elders, namelijk daar waar hij tegelijkertijd speler en toeschouwer van zijn eigen leven is geweest. In zijn correspondentie, met name in de sublieme reeks brieven aan Lionel Curtis tussen Maart en Juni 1923, die van kapitaal belang zijn voor de kennis van Lawrence, kan men nagaan hoe hij na elkaar de vrije wil, het gezag, de actie, de zinnen, het intellectuele leven, de eer verwerpt. En het is duidelijk dat iemand die al deze zaken in zijn leven erkend heeft om ze daarna als leeg en zinloos te verwerpen, iets anders zoekt, waarvan al die elementen in enig opzicht vormverschijningen zijn, waardoor de oorlog en de oorlogsvoering, het politieke ideaal en de
menselijke degradatie, het zich gereserveerd terugtrekken en de schrijfdrift, en niet het minst het boek zoals hij het schreef, gelijkelijk verklaard kunnen worden. In het opdracht-gedicht van Lawrence zelf leest men: ‘...I drew these tides of men into my hands and wrote my will across the sky in stars to earn you Freedom...’ Er bestaat tenslotte geen ander probleem dan de vrijheid. Een vrij mens is een contradictio in terminis. Vrijheid betekent onthechting. Lawrence is practisch aan één stuk door bezig geweest zich te onthechten. Het is waar dat de ondertitel van zijn boek luidt: ‘Een triomf’. Maar wat is die triomf? Wanneer hij Damascus is binnengerukt, legt hij zijn macht, die op dat
| |
| |
moment absoluut had kunnen zijn, neer. ‘Wij namen Damascus en ik werd bang. Meer dan drie dagen willekeurige macht zouden in mij spoedig de autoriteit hebben doen wortelschieten.’ Hij trekt zich terug; geboren om te heersen, vreest hij zich aan zijn ‘wil tot macht’ te zullen overleveren. Daarin ligt zijn triomf: hij veroverde niet mét maar ná Damascus een stuk vrijheid op zichzelf. Er bestaat geen enkele reden om aan het motief voor zijn actie in Arabië te twijfelen, zonder dat men daarom uit het oog behoeft te verliezen wat hij schreef: ‘De oorlog had dit goede dat hij boven onze geheime diepten dat brandend en oppervlakkig verlangen spande om iets te doen of iets te winnen.’ De opstand in Arabië werd zo gezien een afleiding, een afleiding precies van ‘onze geheime diepten’. Die geheime diepten hebben zich voor, na en tijdens het Arabisch avontuur telkens opnieuw aan hem geopenbaard. Het kost enige moeite ze op te sporen, want Lawrence heeft zich nooit snel en gemakkelijk prijsgegeven. Maar hij heeft in het IXe boek van The Seven Pillars een bekentenis gedaan van enig belang: ‘Ik had in mijn bestaan slechts één groot verlangen gekoesterd - mij onder een of andere vorm van de verbeelding te kunnen uitdrukken.’ Het lot heeft hem een mogelijkheid in handen gespeeld, waarbij de verbeelding een overbodige behoefte werd, ruimschoots vervangen door de actie. Maar het verlangen naar uitdrukking is gebleven; men mag zelfs zeggen versterkt. Zijn boek immers schonk hem geen voldoening, niet in de eerste plaats omdat het Arabisch avontuur hem voor zijn eigen leven niet alleen geen enkele voldoening schenken kon, maar hem bovendien voor het eerst een helder besef heeft bijgebracht van wat voor hem de werkelijkheid was, en dat was niet de mogelijkheid tot zelfbevestiging in de actie. Integendeel, het was precies het omgekeerde.
Daaraan danken wij waarschijnlijk de ongelooflijke rijkdom van zijn correspondentie, die als het ware de andere helft van Lawrence te zien geeft: de intieme helft, waarbuiten men zijn figuur niet op waarde en betekenis kan schatten.
Wanneer men deze brieven doorleest, dan ontstaat langzamerhand het beeld van de man die met consequente moed zichzelf ontluisterde. Is dit een heldhaftige onderneming? Het was hem in elk geval gemakkelijk genoeg geweest zich met de stroom mee te laten gaan, die zonder enige verdere moeite vanzelf naar roem, eer en aanzien zou hebben geleid. Maar het is één zaak de weg van de minste weerstand te kiezen en
| |
| |
een andere tegen zichzelf in te handelen, de eigen fundamentele eerlijkheid los te laten. Zijn gevoel van persoonlijke waardigheid verzette zich daartegen en de fundamentele eerlijkheid van Lawrence toont ons zijn fundamentele wanhoop. Lawrence heeft ‘niets’ willen zijn, omdat hij geen enkele taak, geen enkele zin zag in de activiteit waardoor hij zich moreel verantwoord voelde, en omdat hij weigerde zich in te laten met slagwoorden en idealen, waarvan de voosheid evident wordt, zodra men even de moeite neemt erover na te denken. De opmerkingen in deze geest in zijn correspondentie zijn legio. ‘De ontluistering van mijn persoon is het doel dat ik nastreef’, schrijft hij aan Lionel Curtis op 19 Maart 1923. ‘Mijn verstand veroordeelt het boek (The Seven Pillars), de opstand en de nieuwe vormen van nationalisme: omdat de enige rationele conclusie van het probleem van de mens een pessimisme is als dat van Hardy... De superioriteit of het rationele voordeel van het pessimisme is het definitieve karakter ervan, de eeuwigheid waarin het uitmondt: en als er geen eeuwigheid is, kan er ook geen zuiver pessimisme bestaan. Mijn hemel, wat een mist van woorden! Wat ik zeggen wilde is dit: dat de rede aantoont dat er niets te hopen valt, zodat wij alleen maar blijven hopen door, om zo te zeggen, onze geest te laten hinken, een hinkstap die bij mij de overhand heeft op Dinsdag, Donderdag en Zaterdag en mij mijn waarheid laat op andere dagen. Wat een leven!’ Dit is niet de stemming van een toevallige brief. Een maand later schrijft hij: ‘De mens, of de mensheid, zijnde een natuurlijk product, iets organisch, is niet op te voeden: hij kan niet afwijken van zijn karakter en van zijn eerste teint; hij kan het vlees niet depasseren, noch iets voortbrengen dat niet vleselijk en sterfelijk is.’ En nog op 20 December 1934, een half jaar voor zijn dood in een brief aan Cecil Day Lewis: ‘De
idealen van een politiek zijn opwindend en prikkelend; ze te vertolken in compromissen overeenkomstig de evolutie van de sociale structuur, is een aangelegenheid volmaakt van de tweede rang. IJveriger en eerlijker lieden dan onze politici heb ik nooit ontmoet - maar ik zou liever straatveger worden. Alles bijeengenomen is dat waar ik het meest naar hunker een decent nihilisme.’
De enorme inspanning van Lawrence om zich met lichaam en ziel in te zetten wordt geconditionneerd door de zin van de inzet en de zin van de daad. De revolutionnaire activiteit die hij ontwikkeld heeft en waarbij zijn bijzondere kwaliteiten daarvoor gebleken zijn, heeft hem
| |
| |
doen inzien dat er géén actie bestaat waarvoor hij zich moreel verantwoord kan inzetten. Ik geloof dat hier de betekenis van Lawrence ligt en dat hij op dat punt gelden mag als typerend voor een bepaalde problematiek van deze tijd. In hem belichaamt zich de onmogelijkheid van een morele keuze. Het gebrek aan een houding, waardoor onze tijd gekenmerkt wordt, heeft in hem naar een morele verantwoording gezocht. Lawrence was meer dan wie ook in staat om een houding te bepalen, meer dan wie ook beschikte hij over de gave om mensen te leiden, om een activiteit te ontwikkelen. Maar juist hij liet het na. De eerste grote poging die hij ondernam - de opstand in Arabië - werd voor hem in die zin een mislukking. Hij legde onweersprekelijke bewijzen van zijn bekwaamheden af, waaraan vanaf dat moment door niemand werd getwijfeld en die hem steeds weer in aanmerking deden komen voor andere belangrijke opdrachten. Hij ging er niet meer op in. Hij had maar één zorg meer: tot het niet-zijn terug te keren. Hij beschikte sedertdien, zoals hij aan Curtis schreef, noch over de inspiratie, noch over de overtuiging behorend bij zijn vermogen om mensen en dingen gestalte te geven. En toen hij bij een bezoek aan de kathedraal in Wells in 1923 zijn overpeinzingen neerschreef, luidde het resultaat: ‘Wij bogen ons over het muurtje en zagen de vissen in de gracht, en de gedachte kwam plotseling in mij op dat hun leven uitstekend is. De vissen hebben niets te maken met de mensheid, zij zweven altijd in hun beschermend element, zonder smart, zonder zenuwslopende inspanningen. Wij kunnen dat natuurlijk ook bereiken door onze lichamen te begraven, maar het lijkt mij dat wij dat niet doen kunnen voor zij uitgeput zijn. Het is een mislukking onze lichamen te doden omdat wij ongelukkig zijn, want als er goed noch kwaad bestaat, enkel activiteit, en geen verdriet of vreugde, enkel sensatie, dan mogen wij onszelf niet doden zolang wij nog kunnen
voelen. Toch zou ik liever de vis zijn (...) of de kleine vogel die zich vanmorgen tegen mijn side-car heeft doodgevlogen.’
Niet de daad zelf, de betekenis van de daad, was voor hem bepalend en zijn houding in de tijd is de voorbeeldige houding geweest van iemand die zichzelf met al zijn talrijke capaciteiten heeft opgeofferd omdat hij die betekenis op dat moment niet aanwezig achtte. De geestelijke zelfmoord van Lawrence is de veroordeling van een tijd die dit moreel zelfbesef niet kan opbrengen. Hij heeft zich als het ware met
| |
| |
woede tegen zichzelf gekeerd om zich van zichzelf als van een onreinheid te bevrijden. Zijn boek is daartoe een poging geweest: zonder succes in zijn eigen ogen: ‘het stinkt naar wat ik ben’. Het afwijzen van zijn naam is een poging geweest; de vernedering om na Arabië als gewoon soldaat in dienst te treden eveneens. Maar ‘alles is mislukt en mijn verstand zegt mij dat derhalve de onderwerping, de onwetendheid, ook zullen mislukken, aangezien de wortels van dit gemeenschappelijk échec in mijzelf te vinden moeten zijn - en toch, tegen alle verstand in, probeer ik het.’
Deze hardnekkigheid is Lawrence's grootheid. Daarin bestaat het hele formaat van zijn houding, die men moeilijk anders kan interpreteren dan als een aanklacht tegen het gebrek aan houding. De vulgariteit, de domheid, de laagheid, het gebrek aan kwaliteit, men vindt ze bij herhaling in zijn brieven aangeduid als de smerigheid waardoor het leven bevuild is. Misschien mag men zover gaan te beweren, zonder dit aan een religieuze interpretatie te verbinden, dat Lawrence's diepste hunkering op een totale onschuld gericht geweest is. De onmogelijkheid daarvan door het feit van het leven eerst, door het gebrek aan een morele rechtvaardiging van de daad vervolgens, hebben hem tot zijn wanhoop-in-resignatie geleid. Die wanhoop, zoals Gaëtan Picon heeft opgemerkt, is niet de zin van zijn leven geweest, maar het bewijs dat zijn leven geen zin had. Men legt zich bij een dergelijke formulering, als men er althans niet over denkt als Snouck Hurgronje, niet zo gemakkelijk neer. Het is evident voor wie voelen en denken (en lezen) kan dat T.E. Lawrence, integendeel, een zeer grote betekenis heeft, al is die niet precies te omschrijven. Een poging tot omschrijving kan dan ook moeilijk iets anders zijn dan de bekentenis dat zijn levensgevoel correspondeert aan het levensgevoel dat meer en meer aan de oppervlakte komt en sedertdien in diverse verschijningsvormen een uitweg gezocht heeft. De intellectuele élite wordt door dit vonnis der zinloosheid in een wezenlijk deel van haar bewustzijn getroffen. Zij kan zich uit de gespletenheid niet redden en doet in menig geval een beroep op de houding van de yoga. Men ontkomt daarmee echter niet aan het probleem. De daad, de keuze, de verantwoordelijkheid kan niet en kan nooit meer onschuldig zijn, maar zelfs het leven zelf is niet onschuldig. Iedere poging om zich van deze ‘zonde’ te zuiveren is een contradictio in terminis, niet zo heel verschillend ten slotte van de actie, die Law- | |
| |
rence verwerpt
als een kwaad. Misschien. Maar dan een noodzakelijk kwaad vanaf het ogenblik dat men aanvaardt te leven. En wie zal zeggen of de hoogste wijsheid, ook hier, niet luidt met een kleine variant op een woord van Paulus: te handelen alsof men niet handelt, zoals men bezitten kan alsof men niet bezit, - en leven alsof men niet leeft?
|
|