Helikon. Bestaande in zangen, kusjes en mengel-rijm
(1645)–Pieter Dubbels– Auteursrechtvrij
[pagina 90]
| |
[pagina 91]
| |
wrigten
Geslopen, stigten,
Een kittelende brandt,
Een brant, een brant, die al mijne kragt ontmant.
II.
Pluimgedieren!
Die op beblade topjes,
Mijne trouwheit melt,
Als het tieren
Uit opgezwollen kropjes,
In haar oortjes schelt,
Tuig hoe vroeg,
Zoekt liefde liefds genoeg,
Door lief gehengel,
Om met mijn Engel,
Door lief gestrengel,
Ons lusjes zij aan zij,
Te voên, te voên, met kusjes lekkernij.
| |
[pagina 92]
| |
III.
Klare Beken!
Kristalle water-vlieten,
Die langs d'Amstel-wal,
Zilv're streeken
Met zoet geruis doet schieten,
Tot in Diemer-dal;
Lommer-ruig,
Eik', elz', en linde tuig,
Aan Dianire,
Hoe rif, en spieren,
En hart, en nieren,
Ontvonkken door de raân,
Van hare ligte, in ligte vlammen staan.
|
|