Helikon. Bestaande in zangen, kusjes en mengel-rijm
(1645)–Pieter Dubbels– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
Mijn zin, Godin,
Ik nergens vin,
Genoegzaam stof,
Doch, met ver lof,
Doorwandel ik uw' schoonheits Hof.
II.
VVie zag ooit schoonder blos,
Elk kaakje behangen met een Roze-tros,
VVijk, wijk Diaan!
Met uwe waan;
Dees roosjes d'uwe te boven gaan:
De klipjes
Uw's lipjes,
Die zijn
Robijn,
VVaar langs een mijn
Van Nekter-nat,
| |
[pagina 47]
| |
't Gewelf omvat,
En door yvore klipjes spat.
III.
Gij stigt in uw' gemoet,
Een Tempel, voor d'Hemel-Prins met al zijn stoet,
Alwaar de reên,
Voor aan komt treên,
Als Vader van de goede zeên,
Uw leden,
Besneden,
En net,
Omzet
Met poez'lig vet,
Uw geestigheit,
O zoete Meit!
Toont dat gij geen Boerin en zijt.
|
|