Helikon. Bestaande in zangen, kusjes en mengel-rijm
(1645)–Pieter Dubbels– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
EEr Apoll' zijn vier'ge Paarden,
In het Oost aanvaarden,
Geleiden ik mijn grage geitjes, langs het Zuier-dal,
Daar ik mijn Zon,
Beschoten von;
Mijn ogen staarden,
Op 't mals koraal,
VViens zoet onthaal
Mijn eerste vrijheit stal.
| |
[pagina 31]
| |
'k VOelden mijn gevoelen,
Ontsteken, doelen,
| |
[pagina 32]
| |
Om te glippen,
In de knippen,
Van haar purp're lippen,
Als ik op de tippen,
Mijn lippen
Liet slippen,
Scheen d'aarde een lente van kaneel
Braakten uit ontsloten keel.
| |
[pagina 33]
| |
ROze-daauw, die tong en hart,
In dubb'le lekkernij, verwart,
Ia in smaak den Nekter tart;
Als ik een een'ge drop,
Genoot, van 't zapig vogt,
Dat met gestage togt,
VVelt uit de gront,
Van Kloraas mont,
Bereikte ik weeldens top.
| |
[pagina 34]
| |
IV. 't Gevoel. | |
[pagina 35]
| |
AL mijn geesjes landen,
Op mijn grage lippen,
Als ik (van gewenste weeld' verrast)
Liet de teile randen,
Van mijn lippen glippen,
Op de kim van 't kloppende alabast;
O Min! hoe ik mijn lusten meerder blust',
Hoe ik, in lust verwart, hunkkerden na veerder lust.
| |
[pagina 36]
| |
V. 't Gehoor. | |
[pagina 37]
| |
VVIjl't ene lusje, met stroken en sollen
't Andere kipte liet mijn schoone, ontwaakt,
Uit hare mont deze lettertjes rollen:
VVie heeft de rant van mijn lippen geraakt?
| |
[pagina 38]
| |
'k Voel, door het kussen, mijn hartjen onttogen;
VVaar schuilt het Diefjen? haar reen naauw gespelt,
Quam ik van afteren d'elzen gevlogen,
Entrend' haar schootje met strelend' gewelt.
|
|