Helikon. Bestaande in zangen, kusjes en mengel-rijm
(1645)–Pieter Dubbels– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
Alwaar Amintas my in d'elzen,
Vaak, met kriel omhelzen,
Heten wellekom;
Schijnt lommer-groen en roze-ruigt,
Het afzijn van mijn zoetert buigend' tuigt,
Ia bleikt haar purper blos,
Als ik een zugje los.
| |
[pagina 10]
| |
II.
Ziel-rover die mijn Zieltje schaakt,
Ai! voer mijn Zielloos rif je mede,
't Geen, met grage schrede',
Naar uw' bij-zijn haakt;
Mijn Gees je treurt, mijn harzen-togt,
Slaat nare galmpjes in de logt;
Ik quijn en teer en sterf,
Mits ick uw lipjes derf.
III.
VVaar heen mijn zinnen buiten reen
Op hol? zijn lunderagtig toeven
Is maar om te proeven,
Uw' getrouwighêen;
Kom, Zinnedief je! kom, ei! kom;
Besproei uw kuische Maagdeblom,
Met daauw van uwe mont,
En maakt mijn hart gezont.
IV.
Dan zal mijn Liefd' met Liefd' gevoedt,
Door Liefde in Liefde groeje' en bloejen,
En uw' Liefd' besproejen
Met weerliefdens zoet,
Als 't naakte Dwingelandtjen, ons
Geleit na 't welig Swanen-dons,
Alwaar gewenste weeld'
Gewenste wellust teelt.
|
|