anderen dat ik het ‘niet kon’. Betere stukken dan Seuphor schreef ik allicht, dus vooruit. Tezelfdertijd, met W. aan huis, Filter. W. mocht geen personages maken (voor de abstractheid), ik mocht niet rijmen. (Peeters over v.O. sprekend tot mij: ‘Kijk, hij doet het toch nog wel anders’.) Maar ik mòest P.v.O. opzij streven, ik moest Seuphor totaal vervangen, naast Peeters.
Mijn plezier in De Driehoek raakt op. Brief over constructieve kunst aan Peeters. Misschien dacht hij dat ik boos op hem was, of het verloren geld betreurde. Neen, allerminst; maar ik geloofde niet meer aan de beweging. Dood van Duco Perkens in zijn verzamelde werken (eind 1925). De hele aardigheid heeft 2 jaar geduurd.
Mijn juiste verhouding tot Paul v. Ostaijen. Ruzie bij Claudia, toen hij in Brussel was, d.w.z. gebelgdheid van beide kanten (in atelier). ‘Wat een ròtvent’, dacht ik, ‘wat een ròtliterator’. Later, toen ik Eén tussen Vijf geschreven had, waardering en charmante ontvangst van P.v.O. Vriendschap weer aan. Soms bij hem op bezoek; hij bij mij. Maurice Casteels schreef Sander Meykamp, door mij vertaald; Charles Dekeukeleire maakte films. Het ‘moderne’ ging nog door, maar niet in groep. Ik schreef opnieuw, nu onder mijn naam. Zo leeg een Bestaan. P.v.O. vond het heel goed. Vreemd, maar vooruit. Oprichting van Avontuur. Ziekte van P.v.O.; mijn bezoek aan hem in Miavoye. 3 nrs. Avontuur; in het 3e de dood van P.v.O., mij plotseling door Gaston Burssens aangekondigd.
1927. Ik had Een Voorb. laten drukken (1e uitgaaf), kennis gemaakt met Greshoff, via hem met A. Roland Holst. Mijn 1e critische artikel in D.G.W., mijn 1e gedichtje in De Gids (Sonnet van Burgerdeugd). P.v.O. wantrouwde mij misschien half, maar ik was vast besloten hem ‘mee te nemen’, die richting uit. - Burssens. Exploitatie van P.v.O.'s nalatenschap. B. deed alles alleen. Zijn bewondering wàs groter - niet meer dan billijk. Bij oprichting van Forum vroeg ik Bende v.d. Stronk. De idiote ruzie hierover. Slot van alle ‘modernisme’ en van relaties met deze hoek van Vlaanderen.