Geen journalist
Wanneer ik journalist was, wat zou ik een goed kunnen doen in dit land, denk ik soms. De waarheid is anders: wanneer ik journalist was zou ik geen abonné's hebben.
Maar ik ben geen journalist. Anders zou ik ook zulke voor anderen onbelangrijke, zulke beperkte ontmoetingen als de hiervoorvermelde niet eens onthouden. Om een journalist te zijn ontbreekt mij de grondige kennis van 2 of 3 en de oppervlakkige van meer dan 100 dingen. Bovenal ontbreekt mij een zekere geestesgesteldheid die - hoe zal ik het zeggen? - het onfatsoenlijke altijd precies weet te herkennen, soms te aanvaarden, maar zichzelf nauwkeurig bij een niet-minder-herkenbare fatsoenlijkheid weet neer te leggen.
Toch heb ik mij weleens verbeeld dat ik het zou kunnen zijn. Ik herinner mij nog mijn eerste ontmoeting met de heer J.H. Ritman van het Bataviaasch Nieuwsblad. Ik had gehoord dat hij al lang met verlof wenste te gaan, maar weerhouden werd door gebrek aan een geschikte plaatsvervanger. Ik stelde hem bij die eerste ontmoeting vierkant voor (ik was net een maand of drie in dit land terug) mij zijn krant toe te vertrouwen. Hij weigerde natuurlijk even vierkant en argumenteerde iets over het speciale publiek dat hij zich met moeite had gevormd, en het grote verschil tussen onze persoonlijkheden. Dit was uiterst minzaam van hem. Het zou volstrekt verantwoord zijn geweest wanneer hij mij had toegeschreeuwd dat mij alles ontbrak om de rol te vervullen.
Maar op de een of andere wijze raakten wij aan elkaar gehecht. Hij bood mij een literaire kroniek aan in zijn blad, wenste nooit zich te mengen in de keuze van de te behandelen onderwerpen, en sterker, hij schrapte nooit in mijn kopij dan wanneer ik hem voorkwam door hem een paar plaatsen aan te wijzen die hij vermoedelijk wel zou willen schrappen.
Toen hij op het punt stond eindelijk toch met verlof te gaan, zaten wij eens samen in het uur van Kala, het melancholieke uur van de indische maghrib (menggerip, zegt de Bataviaan),