rieurste uiting van dit talent, waarvan men zeer veel verwachten mag: het is een zeer eigen ‘poëzie’, door Guilloux tot sterke uiting gebracht, in een stijl die tegelijk verdroomd, warm, elastisch, vol gedachten en toch beeldend weet te zijn. Er is een sprookjeselement in dit boek, ondanks het reële menselijke drama daarachter, waardoor de bitterheid van de levensbeschouwing op de gelukkigste wijze vermengd wordt met de kleurigheid die het leven nooit verliest voor de dichter en het kind. Wanneer ik Dossier Confidentiel Guilloux' rijkste boek noem, terwijl La Maison du Peuple, sterk als een in kalk neergezet huis van Vlaminck, toch zoveel meer ‘geslaagd’ heten mag, ook in het mannelijk terugdringen van elke sentimentaliteit, als contrast met wat eens de proletarische toon bij uitstek leek, de verliteratuurde deernis-toon à la Charles-Louis Philippe, dan is het omdat hij hier als mens meer ingezet en als schrijver veel meer gedurfd heeft. Sindsdien heeft Guilloux andere boeken geschreven, waarin hij weer meer met zijn proletarische lezers rekening scheen te houden dan met zichzelf: het weer wat te sobere verhaal
Compagnons, dat roerend mag heten in zijn onsentimentele trant, maar dat tenslotte een heel korte horizon vertoont; de roman Hyménée, waarvan het gegeven een beetje simplistisch aandoet, maar dat niettemin boeiend weet te zijn door vertellersgaven die altijd aanwezig waren, maar die zich wellicht hier juist op hun duidelijkst hebben laten gelden.
Angélina, het laatste boek van Guilloux, lijkt een vergissing, als men niet in aanmerking neemt wat de schrijver zeer bewust moet hebben beoogd. Het is namelijk deels een teruggaan naar zijn eerste manier van La Maison du Peuple, maar waarin hij het nu al archaïsche karakter van het eerste socialisme heeft trachten waar te maken door een wederom poëtisch, eigenaardig koloriet van ouderwetse toneeltjes en verouderd idioom; waarin de eerste conflicten van het zich tegen ‘de vijand’ aaneensluitende proletariaat, zo eenvoudig en zo huiselijk bijna, vergeleken met de grote roeringen van later, in het vocabularium van een vervlogen verleden worden