ste jaar; daarna verliest de geschiedenis haar uit het oog, zodat de lezer zich naar keuze troosten kan met het vermoeden van haar einde als koppelaarster of als kaartlegster. Ondanks de kinderachtige toon van het begin is zij op haar zestiende haast evenzeer als aan het eind volmaakt in haar soort; en haar getuigenissen zijn van bitter weinig belang uit menselijk, en van zeer gering belang uit historisch oogpunt: menselijk kan men dit wereldwijs geflutter honderd bladzijden lang volgen zonder één zin aan te treffen die de moeite waard is; historisch verspreiden deze documenten wellicht allerlei onverwachte zijlichten, maar enkel voor degenen die het tijdperk zeer goed kennen en wat hier als slechte journalistiek afgeraffeld werd met andere documenten vermogen aan te vullen.
Rest de immoraliteit in dit alles. Deze had verbluffend kunnen zijn, want deze z.g. mémoires werden, toen zij nog gewoon uit brieven bestonden, telkens bij de politie gebracht en vandaar weer voor de schrijfster teruggestolen; toen tenslotte Mme de Hell besloot ze zelf te publiceren, kon zij geen uitgever vinden, omdat iedereen ze te gewaagd en te onbehoorlijk vond. Helaas, de tijd is daaroverheen gegaan, de lezer van nu is heel wat ander cynisme gewend, is vertroeteld geworden met heel wat gewaagder vrouwenbiechten, en Mme de Hell, in stijl zo inferieur aan de 18e-eeuwse Mertueil, is in gedurfdheid zozeer de mindere van Isadora Duncan bijv., dat haar cynisme zelf een wat rococo-achtig karakter aanneemt.
Eén ding kan voor haar worden aangevoerd: de tekst van deze mémoires is in het frans terugvertaald, daar alleen een russische vertaling ervan gevonden werd. Het laat de mogelijkheid open van een betere stijl; het maakt weinig goed van de rest. Met welke stompzinnigheden het franse hof zich wist te vermaken kan men bij Tallemant des Réaux beter lezen, en het ging dan over het hof van een gouden eeuw. De vele prinsen, die de gunsten van Mme de Hell onder elkaar verdelen, zijn even onbeduidend en iets minder geestig dan hun voorgangers bij Tallemant. Mme de Hell is haar hele leven door wat men noemt een ‘charogne carabinée’ geweest, maar de