vonden dat de jongedame in kwestie liever niet meeging ‘naar 't park, naar de komedie, of zoo iets’. (Dat hij haar daarom nu niet dadelijk uitscheldt, heeft niets verwonderlijks.) Hij stuurt haar dan, om haar ‘eenige verstrooijing te verschaffen’, het manuscript van zijn toneelstuk De Bruid Daarboven, in zijn jeugd op Sumatra's Westkust geschreven, en aanvankelijk genoemd De Eerlooze. Dit manuscript, waarvan hij, vóór de Havelaar uitkwam, veel verwachtte, zond hij aan iedereen ter lezing, zoals uit zijn Brieven blijken kan, en vooral nogal veel aan dames. Hij wijst Anna erop dat het ‘bloote uitspanningslektuur’ is, dat zij er ‘geen diepte’ in moet zoeken, dat het ‘geen strekking’ heeft en zelfs behoort tot de ‘gebrekkige voortbrengsels’. Dit leert niets nieuws omtrent De Bruid Daarboven of Multatuli's opvatting daarover,
voor wie de rake en afdoende nabetrachting kent, die hij later aan de uitgave van dit jeugdwerk toevoegde.
Slechts de volgende passage is werkelijk aardig, omdat ze aantoont hoe Multatuli zichzelf, in de personages die hem vertegenwoordigden (zoals Holm in dit stuk), ‘doorhebben’ kon. Hij zegt tot haar die zijn stuk lezen moet:
‘Welnu, die Holm... is een gebrekkig produkt van ziekelijke overdrevenheid. Neem hem als zóódanig, en niet als model van menschenwaarde. Deze waarschuwing is te meer noodig, omdat hij indedaad iets meêslepends heeft, en men dus tegen dat meêslepen op zijne hoede moet wezen. En weet gij waarom Holm meêsleept? Hij had geleden! Lijden is letterlijk passie, en passie geeft compassie, sympathie. Caroline staat oneindig hooger. Zij doet haar pligt zonder phrases, zonder omhaal, zonder martelaarsair.’
Dat is werkelijk niet onsavoureus, van Multatuli komend, en overigens zeker ook niet zonder coquetterie. Maar Opa Abrahamsz, bij wie de jongedame inwoonde, zal, na lezing van dit verstandig bijschrift, de lezing van het manuscript niet verboden hebben en Anna's contact ermee als gepaste ontspanning hebben aanvaard.