maar... “de moeilijke acte B. Fransch veroverde, met een sujet spécial, dat de leden van de examencommissie in verlegenheid bracht, daar geen van allen... hem daarin kon examineeren” - op de voorzitter na, gelukkig (blz. 484). “En wie in heel Holland kon zich ook maar in de verste verte met hem meten, wat betreft zijn grondige kennis èn van 't Italiaansch, èn van het Milaneesch èn van 't Venetiaansch??” volgt daar pal bovenop, met 2 vraagtekens.
Op dit peil van beschaving en geleerdheid, zou men de Schoondochter alleen nog maar vragen kunnen stellen; bijv.: Of Lodewijk van Deyssel, ergens met instemming door haar geciteerd, die Mimi's uitgave van Multatuli's brieven toejuichte, van die brieven die “zoo groote verontwaardiging opwekten bij het beschaafd voelend publiek”, dus een bij uitstek onbeschaafd voelend man was.
Hoe de “volslagen ontoerekenbare” Multatuli, die ook voor Edu en Nonnie was: “gila”, “gèk”, “krankzinnig” (men notere dat Multatuli op zijn beurt Edu van krankzinnigheid betichtte zodat vader en zoon in dit opzicht quitte zijn) - hoe die ontoerekenbare, en bovendien domme, man het klaarspeelde zoveel te schrijven dat de Schoondochter zelf wel “de eerste” wil zijn als waardevol te erkennen; waar haalde die “volslagen ontoerekenbare” al dat waardevolle vandaan?
Of het door haarzelf op blz. 203 tegen mevrouw Omboni uitgespeelde “le style c'est l'homme... et la femme”, dus bij Multatuli niet meer opgaat, waar een grote en mooie stijl de uitdrukkingswijs blijkt te zijn van een integraal lelijk, ontaard, leugenachtig en klein mens; en of dit “le style c'est la femme” ook geldt voor het boek dat De Waarheid over Multatuli en zijn Gezin genoemd werd.
Of de opmerkingen van de heer Montijn, oud-leerling van Edu, op blz. 17 van dit boek geciteerd, zoals: “De artistieke mensch wordt bijna altijd verkeerd begrepen en beoordeeld door de Droogstoppels der samenleving!” - en: “De aantijgingen tegen een doode zijn m.i. weerzinwekkend: ex unguis