verder niets!) - maar, als ik let op mijn gevoel alleen, dan heb ik mij nog zeer voorzichtig uitgelaten, want ik kan je moeilik doen meevoelen hoe ongelooflik protserig en opgeschroefd de taal van Van de W. mij soms aandoet. Toch weet ik, voèl ik tegelijkertijd, dat hij inderdaad een groot dichter is. Maar kan dit dan niet samengaan? kan men bijv. een vrouw niet prachtig vinden, een monster van schoonheid en temperament, de onvergelijkelike supervorm van een genre vrouw - en toch de lust hebben haar onder een douche te zetten, in haar jurk van goudbrokaat?
Wat Leopold betreft, ik wou dat jij mij uit kon leggen waarom dit gedicht Cheops mij zo grondig antipatiek is. Ik heb het minstens vier keer gelezen, en bij iedere nieuwe lezing sta ik er ongeloviger naar te kijken. Ik zie bij de eerste regel al de opgeheven handen, de skanderende vinger die de rituele stem vergezelt, waarmee het onvermijdelik moet worden gelezen. Als ik kom tot: de Koning Cheops. (punt.) heb ik al lust om te fluiten, als bewijs dat de hypnose niet pakken zal. Daar is dat wonderdoenerige dat voor anderen niet alleen verheven, maar mystiek schijnt te zijn, daar is ook het ritme van Leopold, dat exasperant-vrouwelike ritme waar ik nog eens zo weerbarstig tegen word als het plechtigheid moet suggereren. In De Laatste Wil van Alexander, waar het element ‘vertoning’ niet zo uitkomt, kan ik de plechtigheid overigens al veel beter hebben, al vind ik ook dit gedicht lang niet zo prachtig als jij en anderen het doen. Ik vind Leopold dikwels zéér mooi, maar de ware liefhebber van dit soort kunst word ik nooit, omdat wat voor jullie eigenlik het meest geslaagde,