E. Du Perron
aan
N.Debrot
Parijs, 25 juli 1935
Parijs, 25 Juli '35
(88 bould Murat)
Waarde Heer Debrot,
De Negerin is hier tot mijn groote vreugde aangekomen; nogmaals dank! Ik ben dol op dit verhaal, om alles wat ik onder de vermomming vind; misschien boven alles om de garage van het huis. Het spijt zoowel Marsman als mij dat wij dit verhaal niet in onzen verhalenbundel konden opnemen, waarvan het – gegeven uw literaire jeugd – chronologisch een prachtig slotaccoord geworden zou zijn. Terwijl wij nu wschl. eindigen met iets erg tweederangsch van Dekker, Den Doolaard of Last.
Nu iets in volle ernst. Als u toch in Curaçao bent, wilt u niet eens denken over de mogelijkheden om daar iets te doen voor menschen van ons soort? Volgens de briefkaart lijkt Otrabanda sprekend op Neurenberg, maar dat zal toch wel niet heelemaal zoo zijn? Ik denk nog wel een jaar of zoo in Europa te blijven, maar snak er soms naar om weg te komen; en ofschoon ik natuurlijk de ‘Oost’ voor mij zie, zou ik, in bepaalde omstandigheden, net zoo lief iets probeeren in de ‘West’. Maar wàt zou men daar kunnen doen, op ‘cultureel’ gebied? Willink zei me dat u erg voor Europa bleef voelen, maar misschien wilt u toch eens informeeren voor mij. Bij voorbaat veel dank.
Met vriendelijke groeten,
gaarne uw
EduP.
P.S. Wilt u ook wat tijdschriften en foto’s voor mij meebrengen als u weer hier komt? Ik hoop u dan spoedig te zien, in Parijs of in Holland, zooals het uitkomt.
Origineel: Literatuurmuseum, Den Haag