E. du Perron
aan
E. van Moerkerken
Bergen, 6 november 1939
Bergen, 6 Nov. '39.
Beste Van M.,
Ik heb een vrije avond verdaan met het probeeren te lezen in De Kl. Rep. Het is mij absoluut onmogelijk mij voor deze dingetjes te interesseeren, in dit taaltje, dat tegelijk van een ongemeene ouwehoerigheid en een onovertrefbare kwastelorummigheid is; ik bewonder je geduld, dat jij, die geen tijd vond voor zooveel andere boeken, dit volmaakt onbelangrijk geleuter hebt kunnen tot je nemen! Het boek heeft mij volkomen gestijfd in mijn opinie dat Van Deyssel niets heeft van een ‘groot schrijver’, behalve dan de taalvirtuositeit, waarvan hij in boeken als dit dan nog een zoo jammerlijk gebruik maakt. Om iets in deze stijl te kunnen lezen, zou de inhoud mij al bizonder moeten aantrekken, en die viezigheidjes van die jongentjes, och, daar ben ik bepaald niet genoeg op verlekkerd. Ik vind dat boekje van Adriaan,Ga naar voetnoot1. waarvan ik het laatste hfdst. in den trein las, ook een naarderig, viezig boekje. Als deze verhaaltjes van elkaar-en-jezelf-aftrekken enzoomeer niet verteld worden ‘en fonction’ van iets anders, maar op en om zichzelf ‘genoten’ moeten worden, dan vraag ik bepaald toch andere koekjes bij de thee.
Maar... Adriaan is een fameus stylist, en een wonder van goede smaak als zoodanig, vergeleken bij den kwibus die De Kl. Republiek schreef. Met alle respect die ik verder ‘de figuur van Van Deyssel’ wel wil toedragen, moet ik het toch laten bij deze voor mij precies-billijke formuleering. Misschien moèst men toen zoo schrijven; maar, zooals het nu voor me ligt, vind ik dit boek een idioot geschreven boek. Vergeef me dat dan maar, zooals je me al mijn gebrek aan vertrouwen in den heer Stalin hebt vergeven. Ik zal nog wel erger tegenvallen.
Wanneer kom je hier om de foto's te brengen en het boek weg te halen?
Beste groeten, ook aan T. en V.G., je
EdP.