E. du Perron
aan
R. Nieuwenhuys
Bandoeng, 10 mei 1939
Bdg., Woensdag.
B.R. - Dank voor alle moeite en de uitleg. Ja, we begrijpen elkaar best. Ook je bezwaren tegen den toon van die protestjes in de MargeGa naar voetnoot1. en zoo. Maar helaas, ‘intenser’ kàn niet; dan ben je zóó aan de 2e phase persbreidelGa naar voetnoot2. toe. DD. schreef een zeer ‘intens’ verneukeratief stukje, en we hebben 't moeten laten. Enfin, deze uiteenzetting is eig. klaar.
Ik werk nu met kracht aan het 2e deel Ind. Belletrie. De stof is zoo overvloedig dat ik, om compleet te zijn, ± 500 blzn. zou moeten vullen. Helaas - of misschien goddank - mag ik er maar 320 vullen. Het is nu een heel gelees, getik, nagelees, geschift, enz. Ik hoop dat ik er zelf niet van schift, maar hoe dan ook, deze schoone maand van Mei wil ik er doorheen (dwz. de navijlerij niet meegerekend).
Vandaar weer deze kaart. Begin aan jouw portie van dat enc. art. (na Multatuli) maar onafhankelijk van mij; ik pas me later dan wel bij jou aan, als je eerder klaar bent.
Ik denk dat jij je later wel amuseeren zult met mijn 2e deel, maar voor mij is de rommel wel erg! Ik benijd je je contact met de poëzie van mijn allerbesten Jan v. Nijlen, een van de edelste en eenvoudigste menschen die er op Gods wereldrond bestaan.
Hartelijk gegroet!
Je EdP.
PS. Schrijf gauw wat voor K. en O. - voor die Vahariatie!