E. du Perron
aan
W.L.M.E. van Leeuwen
Batavia, 11 februari 1938
Batavia, 11 Febr. 1938.
Geachte Heer Van Leeuwen,
Misschien verwondert het u een brief van mij uit Indië te krijgen. De reden daarvan is dat ik gisteren een ex. kreeg van uw Korte Schets,Ga naar voetnoot1. - van Wolters alhier. Ik heb met groot plezier in het boek zitten bladeren en vind dat u er werkelijk uitstekend werk mee verricht; misschien is dit van al uw boeken het nuttigste. Het lijkt een beetje op Larbaud's opvatting van literatuurgeschiedenis, in zijn eerste opstel in Technique.Ga naar voetnoot2. Weliswaar doet u er nog teveel ‘kritiek’ bij, maar de lijsten, het voortreffelijk bijeengebracht materiaal, waardoor je echt iets aan dit boek hebt, niet alleen als ‘leerling’ maar ook als ‘vakman’, zouden hem zeer sympathiek zijn geweest.
Met eenig genoegen ontdekte ik mezelf in uw lijsten als neo-romanticus. Daar voel ik inderdaad meer voor, dan om eeuwig cynicus te heeten. Maar u wilt mij nu eenmaal schoonwasschen van alle modder die anderen op mij gooien, - ook waar ik die verdiend heb!
Eigenlijk is ‘naturalisme’ bij u niets anders dan: wat op het leven lijken wil. En ‘romantiek’: wat aan het leven onsnappen wil. Vindt u ‘leven’ onjuist, laat ons dan zeggen: werkelijkheid, realiteit. Aldus opgevat is uw verdeeling ook absoluut eenvoudig en juist.
Ik schrijf u nu om een paar onjuistheden over het jaar van verschijnen van mijn eerste boeken te corrigeeren; voor een volgende druk hebt u daar misschien wat aan. Zulke lijsten moeten langzamerhand foutloos zijn tot in 't geringste detail. Het is een soortement archivaris die nu tot u spreekt! - want u moet weten dat ik vanaf Januari als daggelder werk op het Landsarchief hier. Het heeft aardige en zeer vervelende kanten. Verder zijn zoowel mijn vrouw als ik physiek sukkelende. Als dit zoo doorgaat, komen wij misschien dit jaar al naar Europa terug, maar dan moet ik in Holland wonen, omdat ik dan probeeren moet ook daar het een of ander ‘baantje’ te vinden. Kunt ù niets voor mij bedenken? Is er geen bibliothecaris-of archivaris-postje in Enschedé?
Intusschen, hierbij dan de correcties:
Een Voorbereiding werd geschreven in 1922-23, met een slothoofdstuk in 1926, meen ik; het verscheen eerst in 1927. (Op het omslag viel in het jaartal een X uit, zoodat er staat MDCCCCXVII.) In ieder geval, op uw lijst (blz. 210 van de 3e druk) moet die titel m.i. staan, bv. tusschen Afscheid van de Wereld in 3 dagen en wat daarop volgt; of nog lager: bv na de Simpson van Querido!
U vergat Bij Gebrek aan Ernst, dat u niet schijnt te kennen. Stols gaf er nu een goedkoope editie van, hij kan u toch makkelijk een ex. sturen. Dit proza lijkt mij als ‘nieuw proza’ van méér belang dan Nutt. Verzet, het werd geschreven vóór De Bries van Kuyle en heeft eig. dezelfde beteekenis. Zet u het dus tusschen Alex' vrouwen en De Bries bv., en schrapt u Nutt. Verzet, dat bij u daar vlak onder komt en dat een jaar later uitkwam.
Nutteloos Verzet komt dan bv. tussen De Vijf Vingers en Mario Ferraro's ijdele liefde (tusschen haakjes, het is Ferraro, niet Ferrara). U kunt het ook lager zetten, bijv. boven Marianne van Jef Last. Is 't van 1929 of van 1930?
Ik heb die boeken nl. niet hier en weet de jaartallen daarom niet precies. Van B. Gebr. aan Ernst verscheen bovendien een ‘eigen uitgave’ al in 1926, meen ik; wilt u dièn datum nemen, dan zou u dat boek moeten zetten bij Zuid-Zuid-West van Helman. - Maar hebt u de jaartallen van de andere boeken alle nauwkeurig geverifieerd? Het komt mij voor dat er vergissingen moeten zijn, maar dit kan berusten op een totaal verkeerden indruk van mijn eigen ontmoetingen met al die literatuur.
Tot zoover. Schrijft u mij eens, als u tijd hebt. Mijn adres tot 1 Juli a.s. is: Molenvliet West 9a, Batavia. Daarna weer onzeker.
Met vriendelijke groeten, steeds gaarne uw dw.
EduPerron