E. du Perron aan C. BinnertsGa naar voetnoot1.
Garoet, 27 november 1937
Garoet, 27 november 1937.
Beste Coert, Dank voor je antwoord, waar ik inderdaad veel aan heb, dat althans uitermate verhelderend werkt. Over de heele lijn klopt de boel: ik schrijf blijkbaar niet voor jou, jij bent niet mijn lezer. Er is geen ontkomen aan. Blijkbaar is, door een of ander toeval (de onmiddellijkheid van het onderwerp: reactie op een bepaald boek, persoonlijke herinnering) in Het Land van Herkomst en De Smalle Mens af en toe een stuk dat je wèl treft, en waarom je me dus ook voor de rest een zeker crediet verleent, maar tenslotte ‘lig’ ik je niet als schrijver. Daar is niets aan te doen, en ik vind het zelfs niet abnormaal. En zonder eenige hoovaardij voeg ik eraan toe: de vraag is maar of ik jou moet leeren schrijven, dan wel of jij mij moet leeren lezen (of nix). Dikker, uitvoeriger schrijven dan ik van nature doe, wil ik niet, dus there's an end of it. Jansen zegt jou dat hij het vrijwel met je eens is. Mij schrijft hij een lange brief om me duidelijk te maken dat er een heel verschil tusschen jullie is. Summa summarum, jullie vinden de Van Haren's even beroerd (nietszeggend), maar de redenen waarom zijn niet dezelfde. Jansen protesteert dat hij zweert bij mijn eerste verhalen; wat jij allerminst doet. Voor Jansen is het nu niet goed omdat het niet meer (genoeg) daarop lijkt voor jou omdat het daar nog te veel op lijkt. Je ziet.... Je argumentatie is absoluut logisch, en over de heele linie komt ze uit. Je vindt die 2 verhalen uit ForumGa naar voetnoot2. niet verschillend in stijl van de Van Haren's. Dus was ik in mijn lijn, want wat ik wilde, was: het nagenoeg geheel gegapte verhaal van de van Haren's in die stijl overbrengen. Afgescheiden van je smaak, moet je me dus een goed cijfer geven. Je ziet de personages evenmin daar als hier; ook geruststellend voor mij. De kroniekstijl van Van Schendel doet je zien, de mijne niet. Daar is niets tegenin te brengen, tenzij dat Van Schendel zweert bij het woord
‘beeldend’, dat mij ongeveer koud laat.Ga naar voetnoot3. Wat je van die angst, of liever schroom, terughoudendheid zegt, is volkomen juist.Ga naar voetnoot4. ‘Niet alles zeggen’, zooals bij Mérimée. Zèlfs als het verhaal zelf heel brutaal is, als bijvoorbeeld ‘Een kind in de Zonde (laatste verhaal van Nutteloos Verzet)Ga naar voetnoot5.; tòch ‘niet alles zeggen’, de lezers zelfs een beetje moeite laten doen, een beetje zelf laten fantazeeren. Ik geef toe dat het eigenlijk niet zou mogen, dat het ‘lui’ is, en ik geef je de verzekering dat ik kan uitwerken, maar het resultaat zou mij niet meer smaken. Al mijn ijver, die heel groot kan zijn, zooals je aan de bladzijden ‘klad’ voor de Van Haren's gezien hebt, richt zich naar andere dingen. Je voorbeeld van Willem tegen den achtergrond van grauwe luchtGa naar voetnoot6. is ook zeer verhelderend. Ja, dat is ‘aardig’ - daar wordt het even ‘beeldend’. Ik heb er niets tegen, maar ik voel er ook niets voor. Wat mij iemand doet ‘zien’ is als Van Hogendorp zijn a.s. schoonmama, die in een wolk van parfum binnenkomt, met een pistool begroet en zegt: ‘Hiermee zal ik hem goddomy voor den kop schieten als hij bij mijn tante komt eten’. Die parfum is van mij, maar de woorden staan letterlijk zoo bij Onno;Ga naar voetnoot7. ik ben dus niet ijdel als ik zeg dat je voor die woorden alle grauwe luchten van me cadeau krijgt, juist voor wat zien betreft. De man die die woorden zegt, zie ik. Wat ik van mezelf het best vind in die heele van Haren-historie, is als Onno bij de zieke Marianne staat en zij zijn hand in de hare neemt en hij zich dan schaamt, maar niet voor Willem.Ga naar voetnoot8. Mijn lezer is iemand die bij diè trekjes ‘touché’ zegt.
Alzoo: ik schrijf een boek van 300 bladzijden, dat mijn vriend Binnerts nièt bevallen zal, en waarin hij niets dan heetgebakerde schimmen zal zien. En velen met hem, velen met hem! De heer Anthonie Donker bijvoorbeeld is er een van! Apa boleh boeat???Ga naar voetnoot9. Ik zal je het oordeel van Ter Braak sturen. Het is heelemaal niet gezegd dat hij de van Haren's goed zal vinden. Het zou me zelfs niet verwonderen als hij het zoo-zoo vond. Ik zelf heb er geen opinie over. Maar de 2 verhalen in Forum die voor jou geheel met de van Haren's samenvallen, vond iedereen uitstekend: Ter Braak, Ant ter Braak, zijn vrouw, was heelemaal ‘ontroerd’ van die historie met dien officier, Marsman, Greshoff, Slauerhoff Vestdijk. Voor geen van deze allen leek het onmogelijk, dat ik mijn 300 bladzijden aldus gespannen zou kunnen krijgen. (Voor mijzelf is het nog een probleem.) Eigenlijk is het dus noodeloos je met de rest te vervelen. Als het boek als boek uitkomt - waarschijnlijk werk ik nog allerlei dingen om - moet je het nog maar eens probeeren; for friendship's sake, maar alleen tot je eenmaal in slaap valt. En ondanks de domme opinie in dezen van je nieuwen vriend Van der Hoop,Ga naar voetnoot11. die nog steeds niet begrepen heeft dat ik hem al zijn opinies over mijn en anderen literatuur gun, maar dat ik zijn ouderejaarstoon niet pruimen wil, kan je er zeker van zijn dat de ontdekking ‘Binnerts moet eigenlijk niets hebben van de stijl van du Perron’ in geen enkel opzicht invloed zal hebben op mijn vriendelijke gevoelens voor je. Ik weet nu dat ik het je niet naar den zin kan maken, jij moet me dan maar vergeven dat ik mijn boek niet voor mijn smaak verpesten wil door anders te doen dan wat mij aantrekt. Amen.
Ik geef dit mee aan Bep. Moge de pestbuil geslonken zijn!Ga naar voetnoot12. Hartelijk gegroet door je
E. du Perron.
|
-
voetnoot1.
- Coert Binnerts (1903-1954), onderdirecteur en later directeur van het Indische filiaal van de uitgeverij Wolters. DP maakte in de loop van 1937 met hem kennis, nadat Binnerts voor de Bataviase radio met waardering over Het land van herkomst had gesproken. De hier afgedrukte brief is de enige die is teruggevonden. Hij is samen met een brief van Binnerts aan DP van 26 november 1937 eerder gepubliceerd in Tirade 17 (1973) 184/185 (februari/maart), p. 147-151. Zie verder C. Binnerts, ‘Herinneringen aan E. du Perron in Indië’. In Het hoek van nu 6 (1952-1953) 11 (juli 1953), p. 201-202 en 12 (augustus 1953), p. 223-225.
-
voetnoot3.
- Binnerts had geschreven: ‘Wanneer je beweert, dat van Schendel ook een - ander soort - kroniekstijl gebruikt, dan is dat best, maar bijvoorbeeld in een Hollandsch Drama voel ik achter die stijl een soort doorleefdheid van het drama, dat hij beschrijft in de ziel van die knaap, wat ik in de verhalen van jou mis. Het is tenslotte een kwestie van woorden. Wanneer Van Schendel voor het uitbeelden van zijn drama een soort mantel omdoet in de vorm van zijn kroniekstijl, dan neemt dat niet weg, dat de “zielewenschen” van die jongen mij toch zeer scherp treffen en Van Schendel dus, wat mij betreft, en daar gaat het voor mij tenslotte om - zijn doel bereikt heeft.’
-
voetnoot4.
- ‘Ik las dezer dagen nog eens je verhalen in “Nutteloos Verzet”. Weet je wat mij daarin plotseling trof? Een soort angst, niet bij mij zelf, maar bij jou. En geen angst voor het onderwerp dat je behandelt, maar angst, ik zou bijna zeggen: voor je zelf, te weten dat je bang bent je aan een bepaald onderwerp, dat je behandelt, heelemaal te geven.’ Aldus Binnerts.
-
voetnoot5.
- E. du Perron, ‘Een kind in de zonde’. In E. du Perron, Nutteloos verzet. Herz. en verm. dr. Amsterdam: Van Kampen 1932, p. 161-184 (Vw 1, p. 536-552).
-
voetnoot6.
- Zie DP, Schandaal in Holland. Den Haag 1939, p. 79 (Vw 3, p. 595).
-
voetnoot7.
- Zie Onno Zwier van Haren, Deductie voor Jhr. Onno Zwier van Haren [...]. Z. p. [1761], p. 32; DP, Schandaal in Holland, p. 130 (Vw 3, p. 629).
-
voetnoot8.
- Zie DP, Schandaal in Holland, p. 78 (Vw 3, p. 594).
-
voetnoot11.
- Opinie niet achterhaald; zie voor Van der Hoop 3090 n 3.
-
voetnoot12.
- Zie de aanhef van Binnerts' brief: ‘Reeds een week ben ik doende je te antwoorden op brief en daarop volgende briefkaart over de van Harens. Ik werd in mijn voornemen verhinderd door een zwelling lijk een kinderhoofd, die zich onder mijn rechteroksel vertoonde en nu langzamerhand aan het minderen is.’ (Tirade 17 (1973) 184/185 (februari/maart), p. 147).
|