E. du Perron
aan
A. Roland Holst
Tjitjoeroeg, 29 augustus 1937
Tjitjoeroeg, 29 Aug. '37.
Beste Jany,
Ik sprak Darja een tijdje geleden, even vóór ze weer uit Indië wegging. We hadden maar een uur, vóór mijn laatste trein weer uit Batavia vertrok, maar dat uur hebben we grootendeels over Slau gepraat. Ik kan je zeggen dat ik er beroerd van weg ben gegaan en dat ik Bep hier in Tjitjoeroeg beroerd heb gemaakt toen ik alles oververtelde wat Darja mij van haar laatste samenzijn met hem verteld had. Ik weet niet of jij alles weet, maar het zal toch wel? Vraag er anders Darja naar als je haar ziet, want ze vertelt het zonder de minste komedie en 't is om van te ijzen. Het is toch een feit dat zóóiets geen ‘rol’ of ‘literatuur’ meer is, meer kàn zijn; want dan is het zoo eigen geworden, dat er niet meer over te praten valt. Volgens D. wist hij heel goed dat hij dood zou gaan, en hij heeft zijn dood dan tegen haar uitgespeeld in één ‘verwoed verwoestingsfeest’, om hem zelf te citeeren. Het is werkelijk alsof hij haar, omdat hij niet de eenige man in de liefde voor haar heeft kunnen zijn, de onvergetelijkste indruk heeft willen inbranden in het afschuwelijke. Ik had werkelijk met Darja te doen en had haar kunnen omhelzen in alle broederlijkheid. Ze is werkelijk vaak toch heel lief tegen Slau geweest, en niet eens laf, moet ik zeggen; Bep zegt: ‘ze heeft zich aan niet veel onttrokken’. Toen hij tout son saoûl aan beroerdigheid genoten had, is hij ook nog aardig tegen haar geweest, en heeft alleen maar al zijn vrienden al kankerend de revue laten passeren, maar meer humoristisch. Dat is het laatste moment geweest dat ze hem levend gezien heeft.
Ze zegt dat hij over mij vaak sprak en haar dingen heeft gezegd die hij zeker niet aan een mannelijke vriend gezegd zou hebben, zelfs niet aan jou. Hij was erg blij toen ik naar Holland kwam, zegt zij, en beroerd over de breuk; kankerend over: ‘nou heb ik 't toch echt kapot gemaakt, nou zal hij vast niet meer komen’; waarop ze hem verzekerd heeft dat hij mij nog maar anders te schrijven had en dat ik dan zeker komen zou. Hij zei toen: ‘Ik kan hem toch geen brief schrijven om te zeggen dat ik dat allemaal niet gemeend heb’. - Darja zei dat ik hem erg verwend had. Dat is waar.
Darja heeft me 2, 3 voorbeelden gegeven van menschen aan wie hij expres schreef om ze te pesten; en dan zei hij het haar: ‘Weet je wat ik diè nu geleverd heb?’ - of ‘X. heb ik deze keer goed te pakken gehad’. Nu is dit klassiek, deze zucht naar absolute eenzaamheid bij dgl. gekwetste naturen, die zich uit in ruzie zoeken en zich brouilleeren, juist met alle vrienden. Georges Palante, die vriend van Guilloux, waarvan hij de hoofdpersoon heeft gemaakt van Le Sang Noir (las je dat boek ooit, er staan pràchtige dingen in) deed precies zoo, - een paar maanden voor zijn zelfmoord. En wàt de vrienden dan ook deden om zich met hem te verzoenen, hij wou ze dan niet eens meer aanhooren of zien. De briefjes die Slau me schreef om me van Hilversum weg te houden, toen hij mij al zijn bundelGa naar voetnoot2. gezonden had, toen het eig. ‘conflict’ dus allang weer geluwd was, waren eig. precies zooiets.
Hoe het zij - na wat Darja me verteld heeft, niet zozeer over wat hij haar over mij zei, als wat hij haar heeft aangedaan - heeft iedere rancune uit mij weggenomen. Ik kan je nu verzekeren dat ik hem 100% kan zien als een door en door beklagenswaardig mensch. Het is om aan een fatum te geloven, - of dit een levend bewijs was, dat sommige menschen gebrandmerkt voor 't ongeluk in de wereld worden geschopt. Poète maudit, was hij toch zeker. Nogmaals, ik geloof niet meer aan ‘literatuur’ in deze regionen van dood en leven. - Ik heb zooeven den heelen middag aan hem gedacht (misschien omdat er een laat namiddaglicht in de tuin was dat aan Gistoux herinnerde), en ik ben er absoluut melancholiek van geworden. Vandaar deze brief, waarin ik daar maar niet aan toegeef, vandaar dat ik hem zoo houd, vrij zakelijk. Maar geloof me, ik zeg het je net zoo eerlijk als ik een paar maanden geleden mijn overgebleven rancune nog toegaf: ik heb nu niets meer dan mijn oude vriendschap voor zijn nagedachtenis. Van belang is het niet; maar tusschen jou en mij toch wel?
Mijn boek over Multatuli komt wschl. begin November uit; ik heb je een ex. laten sturen. Nu, Jany, later over wat anders. Schrijf gauw weer.
Steeds je E.
P.S.
Een tijdje geleden schreef je me over Lekkerkerker en die uitgave van Slau's gedichten die door Sander's eischen traineert.Ga naar voetnoot3. Het spijt me dat ik er me niet mee bemoeien kan; ik weet misschien toch een paar details, die Lekkerkerker niet weet. Als ik in Holland was zou ik met hem samenwerken. Ik gaf Henny in Europa nog een papier; maar nu ik hier zijn bundels weer in handen kon nemen, heb ik nog zooiets gemaakt. Misschien staat hier wat bij wat op 't andere niet stond en heeft Lekkerk. hier ook nog wat aan. Zend jij 't hem maar,Ga naar voetnoot5. en zeg dat ik voor proeven nazien (eventueel) en dgl. geheel tot zijn dienst ben.
(Op de onderafdeelingen zou ik zeker zijn titels - zoo kenmerkend voor hem - behouden.)Ga naar voetnoot6.
ARCHIPEL
alles uit de 2 lezingen: die van van Kampen en die van Gistoux in 60 exemplaren; waar de gedichten in beide lezingen voorkomen altijd de verbeterde nemen, dus die van Gistoux.
Hierbij komen nog een paar onuitgegeven gedichten uit denzelfden tijd. Hendrik de Vries kan ze herkennen als ze gevonden worden. (Genre ‘Nymfen’, ‘Oceaannachten’, ‘Voorwereldlijke landschappen’ en zoo.)
DSJENGIS
‘Dsjengis’ en niet ‘Dschengis’, zie verbeterd ex. van Eldorado, als dat in Slauerhoff's nalatenschap is gevonden. Anders kan ik de verbeteringen (een deel althans) nog wel vinden in mijn ex. Dsjengis is van 1923, dus uit den tijd van Archipel; een van zijn oudste gedichten; vandaar dat ik het apart vóór Saturnus zou zetten.Ga naar voetnoot*
SATURNUS
volgorde en lezing (verbeterde) van Saturnus volgen; maar erbij voegen het gedicht Le Passé Vivant op de plaats waar dat stond in Clair-Obscur (of ongeveer, als 't niet precies uitkomt).
SERENADE
komt chronologisch hier. S. heeft mij vaak gezegd dat de meeste van deze gedichten even oud zijn als die van Saturnus; alleen als geheel is Serenade van iets later. (Plus onuitgegeven verzen die hierbij hooren.)
ELDORADO
alles wat erin staat, behalve Dsjengis en de verzen die hij later overgenomen heeft in Een Eerlijk Zeemansgraf. Ook uit dezen tijd moeten vrij wat onuitgegeven verzen zijn, waarvan ik er verscheidene in Gistoux overschreef. Als ik ze terugzie kan ik ze best herkennen. Voor zover hij die ook niet opnam in Een Eerlijk Zeemansgraf zouden die het best ook hierbij kunnen.
OOST-AZIË (met YOENG POE TSJOENG)
behalve Captain Miguel dat hij zelf in het Zeemansgraf heeft gezet; - dit moet direct na Eldorado komen. Hij had twee plannen hieromtrent: òf een Chineesche bundel van proza en poëzie maken, waarin hij wou opnemen: alles uit Het Lente-eiland + nog een paar ongepubliceerde (of ongebundelde) verhalen (ik ken er 2 van, beide zeer mooi), alles uit Yoeng Poe Tsjoeng en alles uit Oost-Azië; - òf een bundel (afdeeling) verzen alleen waarin dus alleen alles uit Oost-Azië en Yoeng-Poe-Tsjoeng bij elkaar. Misschien zijn er ook ongepubl. ver-zen die hierbij hooren. - Er moet een gecorrigeerd ex. van Oost-Azië bij S.'s boeken zijn teruggevonden.
FLEURS DE MARECAGE
Dat komt hier dan achter. Vooral nemen: de tekst van de 3e, laatste, editie bij Stols. Tot het laatste toe zijn kleinigheden en fouten verbeterd: bv. op blz. 20 laatste regel: ‘vaut bien le bonheur et toutes les délices’ - en niet ‘tous les délices’ zooals in de vorige drukken stond. (Délice is een uitzonderingsgeval, vrouwelijk i/h meerv., mann. i/h. enkelv.)
EEN EERLIJK ZEEMANSGRAF
De meeste van deze verzen zijn uit de tijd v. Eldorado of ièts ouder; maar een stuk of wat zijn van later, dus hier is wel de beste plaats. Zeker vóór Soleares, hoewel dat eerder uitkwam. Er staan misschien 3 gedichten in die uit denzelfden tijd zijn als Soleares en 2 of 1 van erna, maar als geheel is de inhoud van Soleares later ontstaan.
SOLEARES
Dit vormt wel een geheel; toch zijn er gedichten (onuitgegeven) die er misschien nog bij kunnen.
LATERE ONUITGEGEVEN GEDICHTEN
Hier weet ik niet veel meer van. Konakry dat in Zeemansgraf staat is er bv. één van, meen ik, d.w.z. behoort tot dezelfde tijd. In Forum, in Gr. Ned., in Elzevier's meen ik, zijn er alles bijeen nog heel wat verschenen. Darja vertelde dat hij een heele serie gedichten gemaakt had op Napoleon (zooals er één in Forum heeft gestaan); dat het in een cahier in zijn la lag, toen hij ziek in Hilversum was, maar dat zij 't niet meer teruggevonden heeft. Deze laatste onuitgegeven gedichten zouden bijeen gebracht moeten worden als laatste afdeeling, maar misschien moeten ze onderling ook weer in groepen worden verdeeld?
Er moet ook een sterk verbeterd ex. van Schuim en Asch zijn. Is dat teruggevonden?
Eén fout die ik me erg goed herinner heb ik Henny indertijd opgegeven, nl. in Saturnus, gedicht Chlotarius (Knapentijd) blz. 7: ‘Kwamen af van hunne verre woeste goedren’. Af moet weg. Dit is een
2 × verbeterd vers, waarbij Slau, toen hij voor de 2e × terugverbeterde, de afgekeurde 1e verbetering liet staan - precies hij! - zoodat die een fout werd. Er stond, in de lezing van Clair-Obscur:
‘Kwamen van hunne verre woeste goedren’,
hij verbeterde dit in: ‘Kwamen af van hun verre woeste goedren’, maar toen hij de drukproef voor zich zag vond hij ‘hunne’ toch mooier en herstelde het. En vergat ‘af’ te schrappen. - Als ik de proeven voor me kon hebben, zou ik me andere dingen herinneren.
Misschien kan de heer Lekkerkerker me naar aanl. v. dit alles het een en ander schrijven; bv. of die verbeterde exmplaren v. Sch. en asch, Eldorado, Oost-Azië inderdaad teruggevonden zijn of niet.