E. du Perron
aan
G.M.G. Douwes Dekker
Tjitjoeroeg, 17 juni 1937
Tjitjoeroeg, 17 Juni.
Waarde Heer Douwes Dekker,
Uw briefkaart brengt een verheugend bericht voor me - de ‘opheffing van hindernissen’ - en een onaangenaam: uw ziekte. Dit laatste komt telkens terug, zoodat mij duidelijk wordt dat het niet alleen maar iets zeer voorbijgaands was, zooals ik hoopte. Bent u misschien overwerkt? Rust kan veel goed doen, mits u zich dan ook werkelijk een beetje van uw muizenissen kunt afwenden. U ziet er niet naar uit dat u uiteraard aan zooiets zou moeten lijden; te oordeelen naar de twee keeren dat ik u zag zou ik u groote ressources toekennen van moreele en physieke gezondheid, zooals uw oudoom die had. Uw zoon is jong genoeg en komt in Indië terug op een oogenblik dat alles weer op schijnt te leven, een groot verschil met een jaar geleden. Zelfs ik schijn goede hoop te mogen hebben om eerlang ‘iets te vinden’, zooals dat heet. Maakt u zich dààr dus niet bezorgd over. Hartstoornissen heb ik in Europa jaren lang gehad; nu, nu ik in Indië ben, schijnen ze als op tooverslag verdwenen. Ook daarvoor is rust vaak het eenige middel. Laat u zich door den dokter rust voorschrijven; en verkrijg dan van uzelf om naar dat voorschrift te leven.
Ik schreef net aan uw broer (even vóór uw briefkaart kwam)Ga naar voetnoot1. dat ik dezen Zaterdag - dus overmorgen - in Bandoeng ben. Tusschen 5 en 7 dacht ik uw broer mijn gezelschap op te dringen; 's avonds ben ik niet vrij. Bespaart u zich dus de moeite, vooral gegeven de omstandigheden, om mij lang te schrijven. Bent u Zaterdagmiddag vrij, komt u dan even bij uw broer, of willen wij een halfuurtje bij u komen? Ik ga Zondagmorgen heel in de vroegte al met mijn vrouw naar Garoet. Zie ik u ditmaal niet, dan laterGa naar voetnoot*.
Dank voor de bezorgde 10 deelen! - Ik denk dat u plezier zult beleven aan het stuk dat ik voor Saks voorbereid. Maar misschien zullen ze mij vragen om nog even te wachten, omdat ik dan zijn heele boek kan behandelen, als dat eerstdaags uitkomt. (Eén goede aanval is beter dan twee, in dergelijke gevallen.)
Ik blijf erop gesteld dat u mijn boek in drukproef doorleest, als dit niet te veel gevergd is. Greshoff schreef mij dat Querido na lezing van het ms. ‘enthousiast’ was. Wat hem niet beletten zal om het bij die f 150. te laten, al betreurt hij ze nu misschien niet meer. Als het boek succes heeft, schrijf ik zeker mijn ‘2e deel’ (vanaf 1857 tot 1887). Maar dit ‘1e’ was noodiger.
Mijn brochure-brief kunt u bij het ms. leggen; dat lijkt me nogal aardig, u niet? Een onuitgegeven appendix.
Met vriendelijke groeten en allerbeste wenschen, en misschien tot ziens dus?
gaarne uw EduP.