E. du Perron
aan
H. Samkalden
Tjitjoeroeg, 27 april 1937
Tjitjoeroeg, Dinsdagmorgen.
Waarde Sk.
Jammer dat je Zaterdag niet komen kon - of wilde. Ik zal je nu wel niet meer zien vóór de afreis. Maar ik kom je nog even iets vra-gen: kan je me omgaand dat radio-boekje terugsturen over de ‘litt. van nu’ (Vestdijk- t.Br.-v.Duink.)Ga naar voetnoot1. Bij voorbaat dank.
Iets moois: Men vertelde mij op Batavia dat jij ook tot de ‘Utrechtsche Club’Ga naar voetnoot2. behoorde. Na je informaties betreffende mijn omgang met v.d.H.-Gr. leek mij dit vreemd; maar ten slotte, ik heb er ook niets tegen. Maar Jansen kwam mij Zaterdag vertellen dat hij al de eerste persoon gesproken had die hem is komen inlichten dat ik er ook toe behoor. Zoo komt alles toch in rechte banen. Nu ben ik wel getrouwd, maar met een beetje goede wil is mijn vrouw voor ‘mannelijk’ aan te zien, en dus als enkel maar alibi terzijde te stellen.
Entre nous, ik ben toch géén lid. Als ik het was had ik het zeker in het Land v.H. gezet. Mijn temperament is op dit gebied meer à la Gide dan à la Proust, het zou mezelf niet meer smaken als ik van al mijn vriendjes op papier vriendinnetjes moest maken.
Verder geen nieuws. Wij zijn zeer gespannen op de reis. Ik schreef mijn stuk over de artja's en nog een ander over Djajadiningrat's memoires. Kan dus met verlicht gemoed naar Bali. Misschien schrijf ik wat voor Ritman over de reis, in principe mag ik!
Houd je goed en tot over een maand dus. Met hartelijke groeten, ook van mijn geliefd alibi Bepje-Jane,
je EdP.