E. du Perron
aan
H. Marsman
Parijs, 18 december 1935
Parijs, 18 Dec. '35.
Beste Henny,
Fermina Marquez loopt inderdaad heel wat minder vlot dan de Hemdenmaker (en Barnabooth), maar dat is - tenzij mijn taal niet deugt? - minder mijn schuld, geloof ik, dan die van Larbaud. Het boek is geschreven met een wat geparalyseerde, schoolsche, charme; erg veel leesteekens, klassiekerige syntaxis, etc. - het viel me op bij het vertalen, hoeveel losser, en wèrkelijk-beter-geschreven, Barnabooth is. - Intusschen, die arme Larbaud ligt zwaar ziek, al 3 of 4 maanden; hij is heelemaal verlamd geweest en is het nu nog half, kan niet spreken, en men zegt dat hij opgegeven is. Ik denk er vaak aan, maar merk meteen (tot mijn spijt) dat hij niet meer voor mij is wat hij vroeger was; vroeger zou ik doodongelukkig zijn geweest.
Ik tracht zoo min mogelijk aan Ferdy de G. te denken, maar het hangt me toch boven het hoofd. En andere dingen, vóór ik ga.. Bep en ik hebben besloten in ieder geval nog een half jaar in Parijs te blijven, dus tot Augustus a.s. Wij hebben nu ‘les’ van een phenomeen, doorkneed in grieksche cultuur, ex-revolutionair in Rusland, Italiaan overigens, maar die fransch en russisch en italiaansch spreekt en schrijft als 3 moedertalen; verder een alleraardigst iemand, heel arm en op het oogenblik los van alles, behalve van een soort grieksche levensphilosofie, kortom een zonderling, en precies zoo een als je in Parijs zou willen ontmoeten; hij is 48 jaar en heet Andrea Caffi.Ga naar voetnoot1. Wij lezen en bespreken op het oogenblik Herodotus met hem, daarna Thucydides, daarna wschl. de voor-socratische philosofen. Maar daarnaast heb ik hem als vraagbaak voor alles, want hij weet werkelijk alles: hij zou de beroemde P.N. van Eyck op dit gebied misschien nog overtroeven! Wij hebben een uitstekende fransche vertaling van Herodotus; die werkelijk verrukkelijk is; daarnaast een zeer goede, geheel up-to-date geschiedenis van Griekenland, van Robert Cohen. Caffi moet niet veel van Nietzsche hebben, in wien hij de ‘barbaar’ èn de ‘privatdozent’ niet kan uitstaan; en bovendien, zegt hij, kent hij hem van 1906, toen alle imbecielen den mond vol van hem hadden. Hij vindt Psyche van Erwin Rohde zéér goed. Maar dit alles is tenslotte ‘Grieksch’. Alleen is deze Caffi ook als karakter zeer de moeite waard; hij had geld en heeft alles opgegeven onder invloed van een russischen meester, toen hij merkte dat er menschen onderdrukt en in armoede leefden; hij is op het punt geweest dorpsonderwijzer te worden inplaats van aan te sturen op een professoraat, maar zijn leermeester zelf heeft het hem ontraden en dus is hij gewoon militant sociaalrevolutionair geworden. Hij heeft 3 × in de gevangenis gezeten onder het tsarisme en 3 × onder het bolsjewisme. In 1914, toen de oorlog uitbrak, was hij in Frankrijk, en ofschoon hij niets voor de oorlog voelde, kon hij het niet verdragen zijn vrienden te zien gaan en zelf gedekt te blijven; hij is toen eerst vrijwilliger geweest in het fransche leger, daarna heeft hij gevochten aan het italiaansche front. Het is een van de weinige menschen die werkelijk met intelligentie van de oorlog vertellen; hij is bv. door een Duitscher met een bril en een baard bij een bajonetaanval in de schouder gewond: de man keek hem zóó woest aan, zei hij, en was er zóó op gesteld hem aan de bajonet te rijgen, en hij kon alleen maar pareeren, waarbij hij het ding nog in de schouder kreeg; maar op hetzelfde oogenblik stak een italiaansche vriend van hem, een ‘char-mante jongen’, ook intellectueel, dien armen Oberlehrer (hij noemt hem maar zoo vanwege die bril en die baard) zijn bajonet door en door het lijf, van op zij, zoodat hij hem nog heeft zien vallen. Dit is één pittoresk detail, maar over gevoelens, andere menschen en zoo, portretten, waarnemingen van allerlei aard, heeft hij hoopen te vertellen. Hij is daarbij werkelijk erg sympathiek, een beetje buiten het leven staand, of buiten dezen tijd, maar vol belangstelling ervoor. Voor mijn ‘studies’ van het grootste belang; en misschien zet ik hem zelf ook nog in een verhaal: wij zijn nu eenmaal profiteurs!
Mijn programma is nu zoo: eerst Herodotus en de Ilias, met Cohen en Caffi ernaast; tegelijk zamel ik op de Nationale allerlei gegevens op over de Kaukasus. Daarna lees ik: een leven van Lermontov, dat ik hier heb (deze man zou joù verrukken, denk ik!), Tolstoï, De Kozakken en Hadji Moerad, nog eens Un Héros de notre Temps van LermontovGa naar voetnoot*, denk ik; daarna - ± eind Januari? - schrijf ik definitief mijn eerste verhaal, dat nu in aanteekeningen al rijkelijk bestaat. Ik heb ook nog een heel deel russische geschiedenis gelezen, nl. over Alexander I en Nikolaas I; - en dit alles voor een verhaal van ± 35 blzn., dat zich bovendien in een soort ‘droom’ afspeelt! Zeg nu niet dat ik niet conscientieus ben! Het ‘studeeren’ is een plezier op zichzelf, en komt later voor allerlei andere dingen wschl. rijkelijk van pas, maar in mijn verhaal merk je wschl. niets van dit alles. Toch ben ik er absoluut zeker van dat het ervoor heeft gediend.
Ik sprak met Malraux over dien meneer Lucasz (een Hongaar); volgens M. van weinig belang. Lees Proost over Russische Literatuur,Ga naar voetnoot** en geloof dan maar dat ze allemààl zoo'n beetje hetzelfde liedje zingen. Ik zal Caffi nogeens naar Lucasz vragen; Noth zit in Aix, zooals ik je al schreef.
Wat wonderlijk, dat Vreede nu opeens ‘niet van zooveel belang’ is. Ik dacht dat het een hoofdwerk van je zou worden! Naar die Rembrandt-editie zal ik uitzien. Van Jan hoorde ik dat je van 1-8 Jan. bij hem gaat logeeren. Kan je dan niet 2 of 3 dagen hier komen, bv. om kennis te maken met Malraux of met Caffi, en om weer ‘wat bij te praten’?
Nu, ik eindig deze brief zonder ordening of evenwicht, in groote haast geschreven, tusschen de wieg van Alijn en die vele en mooie ‘studies’ door! Hartelijke groeten aan zusje Rina, een hand van
je E.
P.S. Heeft Guilloux je zijn Sang Noir gestuurd? en las je het? Als je in Brussel bent, koop dan bij de librairie Lamertin, Montagne de la Cour - de eenige die het heeft - een boek, stomweg getiteld Perles de la Poésie Slave, vertaald in fransche verzen door Henri Grégoire (een ‘geniaal’ iemand): in werkelijkheid een keuze van de beste gedichten van Lermontov, met een staartje erachter uit Poesjkin en Mickiewicz, voor het groote publiek. Uitgegeven in 1918 bij de ‘Imprimerie Bénard’ te Liège (Luik). Een wonderlijk boekje, maar uitstekend als vertaling. Guilloux heeft deze berijmde tekst vergeleken met een prozavertaling en was er verbaasd van. En die Grègoire kent zooiets als 13 talen. Het boekje kost ± 20 belg. frs., dus nu zoo wat een gulden. Ik denk dat je het erg goed vindt. Het is iets tusschen...Slau en Byron!