E. du Perron
aan
Marsman
Brussel, 8 april 1931
Brussel, Woensdag.
Beste Hennie,
Dank voor je uitvoerige brief. Met je kritiek op ...E poi ben ik het vrijwel over de heele linie eens. Maar het is een compliment als je zegt dat de stijl zelf op Reinald lijkt; dat moet natuurlijk ook zoo. Tusschen het andere (dat nog komen moet) is het dan uitstekend: een boek moet wel dezelfde toon hebben - ik bedoel: kleursterkte, tonaliteit - maar niet overal dezelfde stijl. Op Couperus lijkt het echter niet, daarvoor is het (bewust) niet ‘los en sappig’ genoeg. Enfin, je raadt me aan het niet apart uit te geven; accoord! Laat ons daar dus toe besluiten.
Plaats je Coen nog van Slau?Ga naar voetnoot1.
Ook wat je zegt van de verhouding Reinald - Nutt. Verzet lijkt mij volkomen juist. N.V. is knapper en sterker. Maar zou het au fond niet zijn dat ik talent heb als verhaler en niet - of nòg niet - als romancier? Zooals Van Wessem terecht zei: ‘het vraagt een andere motor’.
Mijn uitgaven. Luister goed.
Eerst verschijnt de definitieve druk van Een Voorbereiding (jeugdroman). Een ex. van de losse vellen is bij Van Wessem - maar het boek verschijnt ‘officieel’ eerst in September. Als je nieuwsgierig bent, vraag de velletjes aan Van W. Je zult zien dat Reinald en Thérèse niet veel anders zijn dan Kristiaan en Andrée (uit Een V.) en dit is misschien wel mijn voornaamste bezwaar tegen ...E poi.
(...‘E poi muori’ komt van ‘Vedi Napoli e poi muori’. Ik wou daarmee aangeven dat Reinald nà het drossen klaar zal zijn om de berusting (de dood) te aanvaarden.)
Dàn komen de Cahiers, zooals je weet, in 2 dln.
Dàn komt de bundel die je met schrik vervult: Mikrochaos, zijnde een herdruk van Parlando (dat inderdaad uitverkocht is) en van wat ik goed vind in P. tot Afst. (dat ik ophef!) - daarbij verscheidene inedita van vóór en na deze 2 bundels. Dus eigenlijk: mijn verzamelde poëzie tot op den huidigen dag.
Dàn: eind 1932, een herdruk - de definitieve! - van Bij Gebrek aan Ernst (dat door jullie allen wordt versmaad, maar door mij, en nog 2 of 3 anderen, nièt). Daarin komt één nieuw verhaal, getiteld De Poging tot Afstand (ha zoo!) Men moet, cher ami, niets laten verloren gaan, dat zijn waarde kan hebben, zelfs als ‘document’.
Dàn: in 1933, de herdruk - alweer de definitieve! - van Nutteloos Verzet. Ik heb er iets prachtigs op gevonden, wat ook jij zult toejuichen, n.l. de sprekers tot twee teruggebracht, d.w.z. één verteller (Oskar) en één ‘controleur’ (Justus, voorbeschikte naam!) Zoo behoud ik het genre en hef het euvel op dat o.a. jij mij verweet: dat men de sprekers niet uit elkaar kan houden, dat ze allemaal op dezelfde manier spreken, etc. - Daarbij komt dan, als slotstuk, het verhaal uit de Bijleveld-bundel, dat hier heeten zal: Een Kind in de Zonde.
Dit alles is klààr, de copie ligt zelfs al bij Stols, met dit alles heb ik nu dus volledig afgerekend. Een béétje wind in de zeilen en ik steven naar nieuwe horizonten! Maar..... ik vrees voorloopig het ergste.
Dus, Hennie, zie vóór je staan de versmade, verachte en verafschuwde bundels; vier ‘creatieve’: één roman, twee verhalenbundels, één bundel poëzie. Dat is het levenswerk van dezen mensch tot zijn 34e (?) jaar! Voor Holland is het nog niet eens zoo erg weinig...
Daarbij komen dan 2 bundels Cahiers en zelfs een 3e die misschien ook volgend jaar verschijnt, het befaamde Tegenonderzoek. Nu hebben we werkelijk àlles gehad (behalve dan het Reinald-fragment). Vind je niet dat ik eigenlijk evengoed kan uitscheiden?
Voor diejong-katholieken heb ik - in tegenstelling met jou - nu eenmaal niet de minste sympathie. Iemand als Engelman lijkt me geschikt, heeft iets aardigs, - zoo ook Helman misschien, maar ten slotte verstaan wij elkaar niet en wil ik ook niet veel moeite doen hen te verstaan. Ik ben als Menno: eigenlijk kan ik met menschen die nog met dergelijke leugentjes en zoo zich aangenaam en troostrijk zoeken te verneuken, niet praten. Ik geloof dan ook dat alleen jouw sympathie voor ze, je mijn zinnetjes ‘niet gelukkig’ doen vinden; wacht tot de ballade af is en ik zal niet nalaten je dezelve met trots en satisfactie te vertoonen: al is het dan weer geen poëzie (God verhoede het!)
Die analyse van Salto Mortale is eigenlijk wat ik het ‘raarste’ vind in je verhaalGa naar voetnoot3.. Waarom zooiets bijna zuiver ‘kritisch’? Maar alles mag en kan. Ik bedoel alleen: het zou beter zijn geweest als je een gelijkwaardige passage erin had kunnen brengen zonder je sociaal dichterschap erin te betrekken. De man die bij je binnenkomt moet nu n.l. niet zeggen: ‘Is u Mr........?’ - maar rechtuit: ‘Is u Mr. Marsman?’
Iets voor Vic doen. Ik vraag het joù. Ik heb zoo'n idee dat hij langzaam uitgeput raakt. Maar wàt er gedaan zou kunnen worden, is natuurlijk alleen uit te maken rond en bij hem. Je kunt er toch voorzichtig eens met hem over praten? Is hij nu al terug?
Ik lees je brief over. Hoe langer hoe meer eens met je opvattingen. De ‘wankele passen op een zeer gladde vloer’ zijn minder van mij, dan van Reinald. Hij weet niet waar zich aan vast te klampen; hij drost, en met de rest moet ik bewijzen dat ook dit drossen ‘gratis’ en nutteloos is. Maar de àndere figuren moeten Reinald rehabiliteeren, d.w.z. het proza dat hèm vertegenwoordigt. - Misschien maak ik er toch nog iets geheel anders van.
Ik studeer meer en meer ‘la science de la révolution’ (er is zelfs een boek van Max EastmanGa naar voetnoot4. dat in Fr. vertaling zoo heet). Mijn belangstelling luwt niet, maar blijft bijna zuiver theoretisch. Om mij practisch mee te krijgen zou er in het leven iets moeten gebeuren. Verwant aan deze menschen ben ik alleen maar met één kant van mijn wezen, aan hun maatschappelijk ideaal kan ik met den besten wil geen oogenblik gelooven. De anarchie lijkt mij veel sympathieker, maar ook oneindig zotter dan het communisme. De meest practische, doeltreffende lijn voor den revolutionair is zonder twijfel de marxistische. De anderen (Bakoenin, Mikhailov, het terroristische genre, de anarchisten) lijken mij sympathieke hurluberlu's. Maar de dwang en de nieuwe dictatuur van het marxisme in de praktijk omgezet (Lenin - en èrger: Stalin) is tenslotte weer revoltant. In zoo'n staat is de ware revolutionair niet de man die aanstuurt op een ‘revolution permanente’ (Trotsky) maar die carrément de contra-revolutie voorbereidt!
Wschl. ga ik eind dezer maand naar Gistoux, voor zoover de toestand van mijn moeder mij het plannen maken veroorlooft. Wanneer komen jullie nu hier?
Beste groeten, ook aan Rien, de poot van je
E
P.S. - Wààr heeft Greshoff op die Dekkerij geantwoord? Mij niets van bekend. Ik blijf er bij dat die vent een patjepeëer moet zijn. Ken jij hem?