E. du Perron
aan
C. van Wessem
Brussel, 7 april 1931
Brussel, Dinsdag.
Beste Constantijn,
Ingesloten het papier dat ik in de haast uit mijn vorige brief liet. Gelijk hiermee zend ik je de losse vellen van Een Voorbereiding. Maar denk erom dat het ‘officieel’ eerst in September uitkomt! Schrijf me uitgebreid wat je ervan denkt; jij bent een van de weinigen die het direct in dezen gezuiverden en samengetrokken vorm (de definitieve!) hebben kunnen lezen.Ga naar voetnoot1.
Jammer dat er nog zooveel drukfouten in voorkomen. Ik heb ze in dit exemplaar verbeterd. Ik zal je een ander zenden in behoorlijken staat, maar ook dit kan nog dienst doen, als je het even laat cartonneeren b.v. Misschien maak je er nog iemand gelukkig mee? - je kunt het mij anders ook terugsturen; just as you like. Voordat ik mijn exx. heb, zal er toch zeker nog wel een maand of drie omgaan; ze zijn daar in Maastricht allesbehalve kwiek. - In dezen zelfden vorm: druk, papier, formaat, wou ik ook mijn andere boeken nog eens laten verschijnen, n.l. Bij Gebrek aan Ernst, vermeerderd met een nieuwe ‘constructie’ (uit oude bouwstoffen); de herdruk van Nutteloos Verzet, dat nu nog maar door 2 sprekers wordt verteld, of liever: door 1 verteller: Oskar, en één controleur: Justus, en dat verder vermeerderd is met Petrus en Paulus uit de Bijleveldverzameling; en voor de poëtische afdeeling, alles compleet (tot dusver) in 1 deel: Mikrochaos. Dat maakt alles tesamen: 4 dln, mijn heele ‘scheppende’ productie tot op heden: 1 roman, 2 bundels verhalen, 1 bundel poëzie. Erg veel is het niet, al is het voor Holland honorabel. - Voeg daarbij 3 bundeltjes kritieken,Ga naar voetnoot2. dan heb je werkelijk alles gehad.
Behalve dan het groote fragment ...E poi muori, of hoe het anders heeten mag, waarvan ik vnl. betreur dat de hoofdpersoon (Reinald) zooveel nog lijkt op Kristiaan uit Een Voorbereiding (en Thérèse op Andrée) - mais que faire à çà? De kwestie is dat dit alles verweven moet worden in een veel grooter tapisserie: De Onzekeren, als ik daar ooit nog aan toe kom! - Maar misschien moet ik daarvoor wachten tot minstens mijn 35e jaar? Nu, op mijn 31e, moet ik de ‘leerjaren’ toch als geëindigd beschouwen. Het is anders wel triest. De dingen die ik met het grootste plezier geschreven heb, zijn zeker wel die van B.G. aan Ernst (die ontzettend ‘versmaad’ worden door iedereen).Ga naar voetnoot3.
...E poi muori - dat je trouwens kent - is op het oogenblik bij Mars-man. Wat denk je ervan? uitgeven - in tijdschriftvorm dan altijd - of niet? Het kan mij eigenlijk niets schelen. Ik wou dat ik mij vrij en frisch (en gevuld) genoeg voelde om aan iets geheel nieuws te beginnen. Ik heb met al deze rommel nu grondig afgedaan. Als die 4 deeltjes bij elkaar staan - in 1933 bijv. - dan is het voor mij de schoone verkalking van het bemind verleden. Kan het daar ook niet bij blijven?
Schrijf spoedig hoe je mijn jeugdzonde vindt. Ik beschouw dit boek toch - al is het misschien niet om zuiver literaire redenen - als de sleutel tot mijn heele verdere ‘oeuvre’. Vergis ik mij daarin?
Een hand van je
E.
P.S. - Vraag je vrouw of dit boek (Een V.) ook ‘burgerlijk’ is, hier en daar. Naïef is het zeker; naïef en ‘slecht’ tegelijkertijd; maar dàt bedoel ik niet. Ik was 22 en 23 toen ik het concepieerde, en de eerste 7 hfdstn. schreef. Het 8e hfdst. is van '26. En daaroverheen komt de retouche. Maar je weet dat de retouche nooit het fond wegneemt, hoogstens hier en daar de vorm aangenamer (en dus aannemelijker) maakt. O, auteurs-illuzies!...