E. du Perron
aan
G. Burssens
Brussel, [1 november 1930]
Brussel, Zaterdag.
Beste Burssens,
Akkoord. Kom dus als alles geregeld is.
Dat idee van die bloemlezinkjes is niet kwaad, maar doet De Bock zodanig zichzelf geen konkurrentie? En hoe groot zouden die bloemlezingen moeten worden? Vergeet niet dat Stols nog steeds vlast op de bloemlezing uit Paul's gedichten die ik eens samenstelde (en die wij samen eens per brief bespraken), n.l. Barbaarse Dans en andere Gedichten. Ik nam nog 2 gedichten, die mij aan de latere verwant schenen, uit de Feesten (t.w. Metafiziese Jazz, en Land Avend: uit Twee Landelike Gedichten voor H. Campendonck)1; verder alles wat goed was uit Het Eerste Boek van Schmoll. Zó zou die bloemlezing ook gemaakt moeten worden, vanuit een Van-Ostaijens standpunt. Geen dingen nu meer uit Music-Hall en Sienjaal. Hierover spreken we ook nader.
Wie zou die bloemlezingen moeten maken? Eig. zie ik alleen noodzaak voor de poëzie. Maar als De Bock de rest wil, mij goed. Ieder deeltje zou toch minstens 4 vel moeten worden? Dat is tenminste mijn poëzie-bloemlezing, misschien zelfs iets meer, met de kolofon en zo.
Maar eerst de grote dingen!
Tot ziens. Steeds je
EdP.
Let niet op de doorhalingen, ik schrijf in haast.
Origineel: Letterenhuis, Antwerpen