Brieven. Deel 9. 26 september 1920-9 mei 1940
(1990)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd4294 (3585a). Aan J.A. Antonini: Bandoeng, 10 december 1938Bandoeng, 10 Dec. '38. (Wajanglaan 25) Beste Gino, Dit keer zal je mij dan zelf lezen. Toen Bep je antwoordde,Ga naar voetnoot1. had ik wel met groote vreugde je brieven gelezen, maar zelf schrijven lukte me toen nog niet. Ook nu herstel ik maar langzaam. Schrijven gaat best - tenminste, als 't niet ingespannen werk moet zijn, of dat langer concentratie vergt (zooals dat boek over Dirk van Bogendorp, waaraan ik nog maar niet durf beginnen) - maar de algemeene physieke toestand is toch nog vrij treurig. Wij hebben 't weer niet mee: dit zijn nu je tropische regens en wind, soms overal | |
[pagina 246]
| |
ellendig kil. Zoo hebben wij een herstellingsreisje geprobeerd, omdat klimaatsverandering zoo goed heet, en 't is één mislukking geworden. In Buitenzorg heb ik, om op mijn verhaal te komen, zelfs weer een paar dagen in 't ziekenhuis gelegen. Eindelijk had ik er schoon genoeg van en wou met alle geweld naar huis; hier is 't tenminste goedkooper, al is 't klimaat hier voor mij absoluut je ware niet. Soms, als 't buiten tè beroerd is, sluit ik me dagen lang op. Terwijl we dat mislukte reisje maakten, verscheen FlaesGa naar voetnoot2. hier. Hij vond mijn huis en liet je groeten achter op een visitekaart met omgevouwen hoek. Et v'là toute la trace de ce grand diplomate. Wat een rottijdGa naar voetnoot3. jullie daar in Parijs moeten hebben doorgemaakt, ik kan 't me voorstellen; wij hier waren er innig ellendig van. En is 't nu over? Op 't oogenblik dat ik je dit schrijf is er alweer 3 × nieuwe dreiging geweest. Met groot plezier las ik dat 't jullie persoonlijk tenminste goed gaat. Hoe waren de BinnertsenGa naar voetnoot4. in Parijs? Heb je met hem in Murat gezeten? Hij schreef me dat hij ontzettend de pest had gekregen aan de Hollanders in Holland, dat hij 't au fond allemaal burgerlijke rotlui vond! En dat voor zoo'n edel-Hollander als hij zelf is. Dat heeft Indië nu weer gedaan! Onze plannen zijn en blijven vaag. Er is sprake van oprichten van een cultureel tijdschriftGa naar voetnoot5. hier; wordt het geld daarvoor gevonden, dan krijg ik de leiding voor f 250 à f 300 's maands, en dat kan ik dan niet zoomaar weigeren, afgescheiden nog van het nut dat zoo'n blad hier hebben kan. Maar wschl. wordt het geld niet gevonden; ook hier spreekt iedereen alleen nog maar van de defensie. Dan gaan we òf naar Europa, òf naar Z. Afrika. Dit laatste trekt ons, Bep en mij, sedert eenigen tijd. Die algemeene moordlust in Europa niet. Maar... de vrienden weer wel! In Gr. Ned. verschijnt van mij het 1e verhaal van ‘De Onzekeren’, | |
[pagina 247]
| |
waar ik je in Parijs van sprak. Ik denk ze nl. in losse deelen te publiceeren, niet als dikke turven tegelijk. Dit is een 18e-eeuwsch verhaal over de gebroeders Van Haren (Willem en Onno Zwier); O. Zw. is de grootvader van mijn eig. held: Dirk v. Hogendorp, die hier in Indië een groote rol heeft gespeeld, maar ook generaal was van Napoleon. Via hem kom ik dan op de napoleontische huzaren, en zoo voort. Ik stelde verder een ‘bloemlezing’ samen van verzen en andere literatuur uit den tijd van de Oostindische Compagnie (1600-1780) met doorloopend commentaar. Literair is 't niets, maar psychologisch en sociologisch uiterst onthullend. Het ziet ernaar uit of dit boek hier groot succes hebben zal. Ik heb er hard aan gewerkt, dus mag er wel iets aan verdienen, vind ik. Och ja, gewerkt heb ik wel, maar verder heeft deze indische historie toch weinig voor ons méé gehad. Voor mij haast nog minder dan voor Bep. Bep is doorloopend moe en vaak uiterst terneergeslagen, maar ziek is zij eig. nooit geweest. Terwijl ik feitelijk in Nov. vorig jaar (in Garoet) ben onklaar geraakt. Ik ben door die amoeben-dyssenterie toen uitgeput in Batavia gekomen en heb 't toen in de hitte afgelegd: toen ik op het Landsarchief werkte had ik dagelijks hoofdpijn enz. Daarom zijn we hier gekomen, en na een maand hier had ik die longontsteking te pakken. Geen wonder dat ik weg wil! Dit is ook de reden dat ik je niet schreef. De menschen en dingen hier ken je niet - dààrover te vertellen zou een boekdeel vergen - en voor de rest al die rotberichtjes, neen. Als je met elkaar praat, kan je erbij lachen, maar per brief is 't zoo'n nare boel. Maar jouw brieven las ik altijd met plezier. Vertel me geregeld wat over de vrienden. Groet ze allemaal. En vooral, véél dank voor je hartelijke belangstelling. Geloof één ding: als ik nu zóó met je een kop koffie of thee kon drinken in Le Murat, wat zou ik hollen! Heel veel hartelijks van ons aan jullie, en een hand van steeds je E. Stuur je me je boekGa naar voetnoot6. in de fransche uitgave? |
|