Brieven. Deel 9. 26 september 1920-9 mei 1940
(1990)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
4283 (3117a). Aan J.A. Antonini: Tjitjoeroeg, 25 februari 1937Tjitjoeroeg, 25 Febr. '37. Beste Gino, Dank voor je brief. Met de beste wil kan ik je niet per luchtpost antwoorden, ofschoon dat de manier zou zijn. De kwestie is: dat ieder van jullie (mijn vrienden in Europa) mij per luchtpost schrijft, maar ik ben alleen; ik echter moet jullie eig. allemaal per luchtpost antwoorden! en afgescheiden van het feit dat die hier ook al duurder is, maakt het aantal het voor mij ‘terlaloe berat’ (te zwaar)! Dus maar zoo, en op dit rare papier, het eenige wat ik op het oogenblik in huis heb. Ik pende nl. 10 à 12 uur per dag aan een werk over Multatuli, dat vandaag af is (althans op het schaven na). Ik schreefGa naar voetnoot1. dit vanmorgen vol blijdschap aan Jan Gr., en dat ik vanmiddag, ter belooning, mezelf wou toestaan wat te zwemmen in de Tjimelatti, op de helling van de Salak (dat is diezelfde berg waar Ducroo zijn indische herinneringen mee begint).Ga naar voetnoot2. Maar zie, het mag niet van O.L. Heer, want terwijl ik dit schrijf regent het bij bakken; ik zou hier kunnen gaan zwemmen op mijn eigen ‘erf’. Je hebt geen idee van zoo'n pluie-torrentielle-tout-à-fait-tropicale; in huis word je er doof van. Mooi is dat, dat je over een maand Jan nu kunt vertellen dat ik toch niet ben gaan zwemmen in de Tjimelatti. - Maar ik antwoord op je andere vragen. Met Bep gaat het best; het zou ons plezier doen te hooren dat het met Maria niet erger gaat. B. is alleen maar soms moe; als jullie hier zouden kunnen komen zou het voor M. misschien ook zoo zijn, - wat een verschil met die noodige kuurtochten in Europa altijd. Ik hoop dat de volgende keer de berichten beter zullen zijn. Alain maakt het uitstekend, alleen is hij, als in Parijs, af en toe slapeloos. Hij praat ook al, hollandsch, soendaneesch en maleisch door elkaar. Hierbij wat postzegels van hier, al is 't niet veel. Inderdaad herinner ik mij nu dat Sl. je dat verhaal verteld heeft van die juffrouw die met haar achterwerk in de tobbe werd gezet - die tobbe is dan in een kachel veranderd, met de wetmatigheid die vuur van water maakt. Maar ik heb hem in Tanger gezegd, beweert Bep (ik herinner het mij zelf niet meer) dat het verhaal niet veel | |
[pagina 227]
| |
fraais maar dat hij die ds.Ga naar voetnoot3. was. Bon. - De Rijke Man las ik, maar hoewel ik 't ook zéér goed vind, echt contact heb ik er niet mee kunnen vinden; je vroegere opinie dat het de Merona leek van deze periode geeft meer aan hoe ik ertegenover sta. Hoewel ik het veel beter - of vooral: veel belangrijker vind in het oeuvre van Arthur - dan Merona. Misschien wordt het mijn lievelingsboek als ik zestig ben; ik bewaar het goed! Van Chiaro kreeg ik een brief. Ik moet hem antwoorden, maar aangezien hij nu uit Parijs gaat, weet ik niet waarheen. Het beste is misschien maar den brief naar jou te adresseeren. Groet WeidléGa naar voetnoot4. en BonfantiniGa naar voetnoot5. allervriendelijkst van me, als je ze weer ziet of schrijft. Hoe wij het hier zullen stellen is een tweede. Ik solliciteer op alle fronten: om zoo te zeggen pro- en anti-goevernementaal zonder het echt tot politiek gedoe te laten komen. Maar dat is te lang om te vertellen. Vraag Jan of Menno. Ik zal je resultaten melden, als die er zijn. Op het oogenblik houden wij ons doodrustig hier, en als ik zoo kan werken als nu, is het nog prachtig ook. Het klimaat is hier goed, de streek mooi en mooi, verder is het heel stil. Maar op Batavia en in de steden is het: prollen geen gebrek. Als ik een baan krijg, moèten we natuurlijk verhuizen. Voorgoed in Indië blijven lijkt zoowel Bep als mij nu uitgesloten; als Europa weer ‘mogelijk’ wordt, vooral met het oog op ‘werk’ = ‘een baan’, een ‘salaris’, dan gaan wij zeker terug. Maar wie kan zeggen wat ons allemaal... etc? Ik hoop van harte dat jullie het in Parijs niet te kwaad zullen krijgen en dat deze verdwazing overwaait. Heel veel hartelijke groeten, ook van B. en aan Maria - en aan Natacha,Ga naar voetnoot6. van wie je niets schrijft! - een hand van je E.
Wàt is er allemaal ‘uitgekomen’ in P.? Ik weet van niets en hoor niets; dus schrijf! |
|