Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3911. Aan A.C. Willink: Den Haag, 13 december 1939Den Haag, 13 Dec. '39 ('s avonds) Beste Carel, Ziehier de zaak. Braat verzekerde mij dien middag dat alles op een misverstand berustte en dat hij juist een artikel over jou wilde plaatsen met reproducties, welk artikel al klaar lag. Zoo kwam ik met hem te praten over dat dubbelportret en het sonnet. Hij dacht je een aangename verrassing te bezorgen op deze manier, en daar jij mij gezegd had dat je volstrekt niet boos op hem was, heb ik het prachtig gevonden en hem het sonnetGa naar voetnoot1. gestuurd. Ik veronderstelde dat ieder tijdschrift zonder meer reproducties kon plaatsen van schilderijen die ten toon gesteld zijn geweest; zoodat het jou ‘niet aanging’ of dit nu werd geplaatst of niet. Ik bedoel met ‘niet aanging’ inderdaad: dat het jou onverschillig kon zijn, ook als het in strijd was met die veete (?) K.K.K. - Schuhmacher-Hynckes-Willink enz., omdat je het toch niet verbieden kon en omdat jij er niet aan had meegewerkt. Ik bedoel: aangenomen dat Braat of een andere redacteur het recht heeft in Boymans een foto te koopen van een schilderij van je en die te reproduceeren, is het niet jouw schuld wanneer die man van mij een sonnet erbij krijgt. Uit je brief blijkt echter dat de zaak anders staat, en bovendien, van een verrassing is nu geen sprake meer. Gelijk met jouw brief, dien | |
[pagina 378]
| |
ik nu naar Braat stuur, kwam ingesloten expresse-briefkaart van Braat. Het ziet er opeens nogal schrikwekkend uit! Ik kom Vrijdag tegen half 4 bij je (dan ben ik toch in Amsterdam) en als je ‘onverzoenlijk’ blijft, zal ik Braat dat meedeelen door de telefoon. Ik heb hem nu al geschreven dat mij voorkomt dat hij nu dat cliché niet plaatsen kan zonder jouw toestemming en dat ook mijn sonnet niet geplaatst moet worden zonder het dubbelportret.Ga naar voetnoot2. Wat mij betreft, hoef je je niet in 't minst te storen. Ik zou 't wel grappig vinden als dat sonnet erin kwam, maar alleen met het portret en als jij er après tout ook niets tegen had. Van 't oogenblik af dat deze zaak voor jou ernstig is, spreekt vanzelf dat ik aan jouw kant sta, dwz. dat ook ik mijn berijmd bijschriftje intrek. Tot Vrijdag dus. Ik hoop dat je thuis bent! Hartelijke groeten, ook van Bep, en aan Wilma, je E. |
|